lijst 5+6 Flashcards
(34 cards)
1
Q
die bereicherung
A
de verrijking
2
Q
die fassung
A
de zelfbeheersing
3
Q
der fehler
A
de fout
4
Q
fies
A
gemeen
5
Q
die geschichte
A
het verhaal
6
Q
irgendwann
A
ooit
7
Q
das jahrzehnt
A
het decennium
8
Q
die krawatte
A
de stropdas
9
Q
ohnehin
A
toch al
10
Q
das praktikum
A
de stage
11
Q
de rentner
A
de gepensioneerde
12
Q
stur
A
koppig
13
Q
tatsächlich
A
inderdaad
14
Q
versuchen
A
proberen
15
Q
verzerren
A
vervormen
16
Q
vorrangig
A
met prioriteit
17
Q
das abteil
A
de treincoupe
18
Q
außergewöhnlich
A
buitengewoon
19
Q
begrenzt
A
beperkt
20
Q
bislang
A
tot nu toe
21
Q
einzigartig
A
uniek
22
Q
entfalten
A
ontplooien
23
Q
der fleiß
A
de ijver
24
Q
gewissenhaft
A
nauwkeurig
25
der heranwachsende
de jongvolwassene
26
herkömmlich
traditioneel
27
missbilligend
afkeurend
28
nervig
irritant
29
die püntlichkeit
de stiptheid
30
quer
dwars
31
sauber
schoon
32
die tugend
de deugd
33
unverschämt
onbeschoft
34
zuverlässig
betrouwbaar
