MOV Flashcards

1
Q

Ethiek

A

= nadenken/spreken over het menselijk handelen en het samenleven van mensen en wat daarin ‘goed’ of ‘kwaad’ is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ieder mens bestaat uit volgende 4 dimensies

A

1) lichamelijke
2) psychische
3) sociale
4) spirituele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Holistisch

A

je kijkt naar de totale persoon-> niet alleen ziektebeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarden

A

‘wat is belangrijk’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

normen

A

‘wat moet ik doen’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Antropologie

A

= het wetenschapsgebied dat de herkomst, het wezen en de toekomst vd mens bestudeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

2 mensbeelden

A

autonome mens (liberale denkwijze) -> vrij zelfstandig, zelfredzaam, gelijkheid, mogen niet gehinderd worden.

  • grootste bedreiging = inmening in zijn bestaansvrijheid
  • keuzepakketen bij verzekering
  • vrijheid staat voorop

Zorgende mens (relationele mensbeeld) -> sociaal, relationeel, ongelijkheid, dreiging van verlatenheid, kwetsbaarheid
- mensen zijn sociaal, zorgen voor elkaar
grootste bedreiging = verlatenheid
zien zichzelf als deel van netwerk.
oog voor duurzaamheid, milieu en toekomst
christelijk, socialistisch, humanistisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

X theorie

A

mens is van nature lui

niet echt bereid te werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Y-theorie

A

mens is van nature graag bereid om verantwoordelijkheid te dragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

eugenetica

A

zo goed mogelijk ras kweken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Homo Oeconomicus

A

de berekende mens
efficiëntie
ratio
logica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

homo sociologicus

A

sociale rol en plek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De moderne mens

A

-> het gedachte goed vh moderne tijdperk heeft mens welvaart gebracht
Individuele vrijheid = groot onderdeel -> zelfs boven collectieve vrijheid
Groepsafhankelijk -> sterk verminderd

Tradities -> veel afgeschafd -> kwamen wetten/procedures
- Overtreden van tradities -> nu gezien als uitdaging

‘in-group’ voor moderne tijd -> familie was alles
‘out-group’ -> nu familieband niet vanzelfsprekend, vrienden is meer -> meer tot de ingroup

Ambitie
persoonlijk succes = belangrijk ideaal => onafhankelijkheid van anderen

Individu centraal
Tijd = gevecht tegen de klok
Vrije vorm van communicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Middeleeuwen

A

ten dienste staan vd kerk als vertegenwoordiger van God -> plaats in hemel krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Renaissance

A

nieuwe kijk op mens –> nadruk op menselijkheid

invloed kerk nam sterk af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verlichting

A

begin vd moderne tijd
filosofie
wetenschap

waarheid alleen d.m.v. ervaring en door goed gebruik vd rede gevonden kon worden, en dat een betere wereld mogelijk was.

Industriële revolutie
= omschakeling vh handmatige naar machinaal

17
Q

Denkbeelden VS psychiatrie

A

oudheid -> geestesziekte door inwendige kracht of door goden gegeven

middeleeuwen -> behandeling; duiveluitdrijving, kruiden en gebeden

Rationalisme -> geloof in het kunnen genezen vd ziekte

18
Q

Ethiek van handelen

A

leer van goed en kwaad

geheel van gedachten en visies over handelen

19
Q

Deontologie

A

= stroming in de ethiek die stelt dat de juistheid van handelingen moet worden gebaseerd op absolute gedragsregel
regels komen voort uit bepaalde normen over menselijke gedrag = plichten ethiek

20
Q

Plichtethiek

A

= stroming die uitgaat van absolute gedragsregels die vaak als normen handvaten bieden voor het menselijke handelen

–> deontologie

21
Q

Gevolgen ethiek

A

stroming waarbij ethisch juist handelen gekenmerkt wordt door een goed resultaat van ons handelen. -> consequentialisme

22
Q

Deugd ethiek

A

kwaliteiten van de handelende persoon centraal

23
Q

Paternalisme

A

houding of denkwijze waarbij iemand beslissingen voor een ander neemt