Natuur. begr. thema 1 Flashcards

do these too birch (41 cards)

1
Q

de voortplanting

A

zorgen voor nakomelingen zodat soort niet uitsterft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vruchtbaar

A

in staat om voort te planten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

geslachtelijke voortplanting

A

nieuw organisme met diversiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

klonen

A

maken van genetisch identieke kopie van levend organisme, zonder dat bevruchting plaatsvindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ongeslachtelijke voortplating

A

nieuw organisme zonder diversiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de zaden

A

gebruikt om geslachtelijk voor te planten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ontkiemen

A

zaad groeit uit tot plant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de bloemen

A

Voortplantingsorgaan van plant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de meeldraden

A

mannelijk geslachtsdeel van bloem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de stamper

A

vrouwelijk geslachtsdeel van bloem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de zaadcel

A

mannelijke voortplantingscel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de eicel

A

vrouwelijk voortplantingscel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bestuiving

A

overbrengen van stuifmeel van meeldraad naar stamper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bevruchting

A

moment zaadcel en eicel samensmelten tot één nieuwe cel: zygote.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bevruchte eicel

A

resultaat van samensmelting van zaadcel en een eicel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

primaire geslachtskenmerken

A

lichamelijke kenmerken waarmee jongen/meisje al bij geboorte onderscheidbaar door is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

secundaire geslachtskenmerken

A

lichamelijke eigenschappen die tijdens puberteit komen

16
Q

puberteit

A

periode in leven waarin lichaam verandert van kind naar volwassene.

17
Q

seksueel grensoverschrijdend gedrag

A

iemand op ongepaste/ongewenste manier met seksuele handelingen/opmerkingen/aanrakingen wordt geconfronteerd, terwijl persoon dat niet wil.

18
Q

libido

A

ander woord voor seksuele behoefte of seksuele drang

19
Q

masturbatie

A

zichzelf op een seksuele manier aanraken om zichzelf prettig gevoel te geven, tot moment van orgasme.

20
Q

geaardheid

A

seksuele voorkeur tot wie iemand zich seksueel/romantisch aangetrokken voelt.

21
Q

teelballen

A

mannelijke voortplantingsorganen die zich in balzak bevinden.

22
Q

testosteron

A

mannelijk geslachtshormoon gemaakt in teelballen

23
erectie
stijf en recht worden van penis doordat meer bloed in zwellichamen stroomt dan eruit gaat.
24
zaadlozing
moment waarop sperma via penis naar buiten komt. Dit gebeurt tijdens orgasme.
25
sperma
vocht dat bij zaadlozing uit penis komt. bevat miljoenen zaadcellen en vloeistoffen die de zaadcellen beschermen/helpen bewegen.
26
eierstokken
vrouwelijke voortplantingsorganen waarin eicellen worden gemaakt/opgeslagen.
27
oestrogeen
vrouwelijk geslachtshormoon dat wordt geproduceerd in eierstokken.
28
progesteron
vrouwelijk geslachtshormoon dat wordt gemaakt door het geel lichaam in eierstok na eisprong.
29
eisprong
moment in de menstruatiecyclus waarop een rijpe eicel vrijkomt uit de eierstok.
30
menstruatiecyclus
herhalend proces dat ongeveer 28 dagen duurt waarin lichaam van meisje of vrouw zich voorbereidt op mogelijke zwangerschap.
31
menstruatie
maandelijks verliezen van bloed en weefsel uit de baarmoeder via de vagina.
32
eicelrijping
proces waarbij onrijpe eicel in eierstok groeit en zich ontwikkelt tot rijpe eicel die klaar is om worden vrijgegeven tijdens eisprong.
33
vruchtbare periode
tijd in menstruatiecyclus waarin vrouw het meeste kans heeft om zwanger te worden.
34
baarmoederslijmvlies
binnenbekleding van baarmoeder.bestaat uit zachte laag waarin bevruchte eicel zich kan nestelen.
35
innesteling
proces waarbij bevruchte eicel zich vasthecht aan baarmoederslijmvlies in baarmoeder.
36
zwangerschap
periode waarin vrouw baby ontwikkelt in haar baarmoeder, vanaf bevruchting tot geboorte.
37
geboorte
moment waarop baby lichaam van moeder verlaat en buitenwereld betreedt.
38
soa (Seksueel overdraagbare aandoeningen)
ziekte die je kunt krijgen door seksueel contact met iemand die besmet is.
39
anticonceptie
gebruik van methoden om zwangerschap te voorkomen.