Ndls full woordenschat Flashcards

(272 cards)

1
Q

Nippen

A

tremper ses lèvres dans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Omhelzen

A

enlacer, faire une accolade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beledigen

A

Offenser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Draad

A

câble, fil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op staande voet

A

sur-le-champ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Instaan voor

A

garantir, assurer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Erfrecht

A

le droit de succession

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bezwijken voor zijn verwondingen

A

succomber de ses blessures

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Eisen

A

exiger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Allerminst

A

ne..pas du tout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Imponeren

A

impressioner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de troonopvolger

A

l’héritier du trône

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Grinniken

A

ricaner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kennelijk

A

apparemment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de belastingen

A

les impôts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

het stelsel

A

le système

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

belastingstelsel

A

le système fiscal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

goederenvoorrad

A

le stock de marchandises

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

vergunning

A

l’autorisation, le permis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

bijschaven

A

améliorer, parfaire, perfectionner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

toejuichen

A

acclamer, applaudir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

afronden

A

terminer, arrondir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

afslanken

A

perdre du poids, réduire le personnel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Indemniser

A

vergoeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
l'indemnité
de vergoeding
26
des enfants à charge
kinderen ten laste
27
Jour où l'on fait le pont
de brugdag
28
Perdre son emploi
zijn baan kwijtraken
29
la promotion
de bevordering
30
pénurie de main-d'oeuvre
tekort aan arbeidskrachten
31
indemnité de préavis
opzeggingsvergoeding
32
donner son préavis
opzeggen
33
Pointer
prikken (klokken)
34
le jour de récupération
de inhaaldag
35
le jour férié
de feestdag
36
Le précompte professionnel
de bedrijfsvoorheffing
37
exiger
eisen
38
présider
voorzitten
39
L'hospitalité
de gastvrijheid
40
Composition de ménage
gezinssamenstelling
41
Que se passe-t-il?
Wat scheelt er?
42
à charge
ten laste
43
absence injustifiée
de ongerechtvaardigde afwezigheid
44
administrateur
bestuurder
45
affilié
aangesloten
46
années d'anncienneté
dienstjaren
47
anticipé
vervroegd
48
apprenti
leerjongen
49
augmentation de salaire
loonsverhoging
50
avances, acompte
voorschot
51
Calcul de salaire
loonberekening
52
célibataire
ongehuwd
53
chèque-repas
maltijdcheque
54
cohabitant
samenwonend
55
collaborateur
medewerker
56
conformément à
overeenkomstig
57
consultation
raadpleging
58
créancier
schuldeiser
59
date d'entrée
datum in dienst
60
de commun accord
(in) onderling akkoord
61
déclaration d'impôts
belastingaangifte
62
demande d'allocations
uitkeringsaanvraag
63
démissionner
ontslag nemen
64
dette
schuld
65
envoi recommandé
aangetekende zending
66
état civil
burgerlijke staat
67
fiche de paie
loonbriefje
68
imposable
belastbaar
69
Licenciement pour motif grave
Ontslag om dringende reden
70
Moniteur
Staatblad
71
Médecin de travail
arbeidsgeneesher
72
Mode de paiement
betaalwijze
73
Mutualité
ziekenfonds
74
Négocier
onderhandelen
75
pourboire
fooi
76
prépension
brugpensioen
77
remettre en main
overhandigen
78
rupture de contrat
contractbreuk
79
saisie de salaire
loonbeslag
80
salaire garanti
gewaarborgd loon
81
salarié
loontrekkende
82
temporaire
tijdelijk
83
travail à domicile
thuisarbeid
84
travail intérimaire
uitzendarbeid
85
une absence justifiée
toegestane afwezigheid
86
formation
bijscholing
87
le délai, laps de temps
het tijdsbestek
88
en bref, en résumé, concis
in een notendop
89
le mode d'emploi
de gebruiksaanwijzing
90
contrôle, surveillance
het toezicht
91
être surveillé
onder toezicht staan
92
en particulier
inzonderheid
93
approximativement
bij benadering
94
en échange de
in ruil voor
95
surtout
bijzonder
96
une intoxication alimentaire
een voedselvergiftiging
97
violer les règles
overtreden
98
l'infraction
de overtreding
99
avoir droit à
recht hebben op
100
Le chinois simplifié
het vereenvoudigd chinees
101
simplifier, faciliter
vereenvoudigen
102
aspirer à, s'efforcer à
streven naar
103
accomplir, réaliser
verrichten
104
également, aussi
tevens
105
savoir manier
overweg kunnen
106
s'éteindre (arrêter d'exister)
uitsterven (ophouden te bestaan)
107
selon notre estimation
volgens ons inschatting
108
répercussion, contrecoup
de weerslag
109
la tendance
de neiging
110
métier en pénurie
de knelpunt beroep
111
Commerce éxtérieur
de buitenlandse handel
112
la branche
het vak
113
la matière
de stof
114
passer ses examens
zijn examen afleggen
115
être pété à un examen
buizen
116
je suis pété en histoire
ik ben voor wiskunde gebuisd
117
doubler
blijven zitten
118
refaire une année
een jaar overdoen
119
un échauffement
een opmarmetje
120
faire la navette
pendelen
121
le navetteur
de pendelaar
122
le réseau social
het social netwerk
123
bête de l'étude
de blokbeest
124
l'importance
het belang
125
le lèche-botte
de slijmbal
126
retenir
onthouden
127
apprendre en +
bijleren
128
la seconde session
de tweede zit
129
l'immersion totale
de volledig onderdompeling
130
pratique
handig
131
l'heure de fourche
het springuur
132
c'est conseillé
het is aangewezen
133
la bourse d'étude
de studiebeurs
134
d'ailleurs
trouwens
135
l'institution
de instelling
136
la représentation
de optreden
137
le désordre
de warboel
138
essayer
trachten
139
à vous l'honneur
aan u de eer
140
contrôler ses nerfs
zijn zenuwen in bedwang houden
141
le comportement
de houding, de gedrag
142
L'associé
de vennoot
143
Le partisan
de voorstander
144
Susceptible
lichtgeraakt
145
le porte-parole
de wordvoerder
146
accorder de l'importance à
belang hechten aan
147
le trac
de plankenkoorts
148
les négociations
de onderhandelingen
149
contredire
tegenspreken
150
l'attention
de aandacht
151
l'introduction
de inleiding
152
l'endroit, la salle
de ruimte
153
la télécommande
de afstandbediening
154
le stockage
de opslag
155
dispenser de
vrijstellen van
156
une dispense
een vrijstelling
157
le discours
de toespraak
158
satisfaire à
voldoen aan
159
souligner
onderstreppen
160
soumis
onderworpen
161
soumis à, assujetti à
onderworpen aan
162
soupçon
verdenking
163
soupçonner de
verdenken van
164
sourd
doof
165
le sparadrap
de hechtpleister
166
le successeur
de opvolger
167
supplier
smeken
168
surnom
bijnam
169
différencier
onderscheiden
170
professionnellement
beroepsmatig
171
le responsable des achats
het hoofd inkoop
172
Le directeur général
de algemeen directeur
173
le technicien
de technicus
174
posséder
bezitten
175
le tutoiement
het tutoyeren
176
On se tutoie?
zullen we elkaar met je aanspreken?
177
empilable
stapelbaar
178
le grossiste
de groothandelaar
179
le détaillant
de detailhandelaar
180
vente par correspondance (vpc)
postorderverkoop
181
le consommateur
de consument
182
la marchandise
de waren
183
fournir
voorzien van
184
la particularité
de bijzonderheid
185
le velours
het fluweel
186
proche de
verwant aan
187
la religion
de godsdienst
188
honorer
eren
189
réussir
erin slagen
190
le deuil
de rouw
191
dominier
overheersen
192
en déplacement
onderweg
193
tomber sur
terechtkomen bij
194
en un clin d'oeil
in een handomdraai
195
à haute voix
hardop
196
le réglage
het afstellen
197
la fidélisation
de klantenbinding
198
fidéliser
klanten binden
199
confier à
toevertrouwen aan
200
la communauté
de gemeenschap
201
se limiter à
zich beperken tot
202
la chaine de production
de productieketen
203
la fabrication
de vervaardiging
204
la matière première
de grondstof
205
le séminaire
het seminar
206
insister sur
de nadruk leggen op
207
couper la parole
in de rede vallen
208
élever la voix
de stem verheffen
209
le délai de livraison
de leveringstermijn
210
entourer
omcirkelen
211
le classeur
de archiefkast
212
le mode d'expédition
de verzendwijze
213
Nous avons le plaisir de vous confirmer
we hebben het genoegen te kunnen bevestigen
214
échanger
omruilen
215
endommagé
beschadigd
216
par voie recommandée
aangetekend
217
alleenstaande ouder
parents "séparé" seul
218
toekenne
attribuer (donner)
219
meervoudig
pluriel, divers
220
gelijkgesteld
équivalent, semblable
221
een beknopte samenvatting
un résumé concis
222
steekwoorden
mots clés
223
sjabloon
modèle
224
beraadslagen
déliberer
225
de gemeenteraad
les membres du conseil
226
de voortgang
l'avancement, la progression
227
hoe staat het met de voortgang van het project?
ou en est-on dans l'avancement du projet?
228
afficher
weergeven
229
betreuren
regretter, déplorer
230
knabbelen
grignoter
231
de rentevoet
le taux d'intérêt
232
de vervaldag
à l'échéance
233
de ingebrekstelling
la mise en demeure
234
de oksel
l'aisselle
235
beweren
prétendre
236
de grondstof
la matière premiere
237
struikelen
trébucher
238
het troep voedstel
la malbouffe
239
verspreiden
répandre, partager, diffuser
240
er valt altijd iets te doen
il y a tjrs qqchose à faire
241
dat draait om
il s'agit de
242
de kinderopvang
la garderie
243
de kinderoppas
la nounou
244
uiteenlpende
divers, varié, multiple
245
de bijeenkomsten
les réunions, assemblées
246
het oneens zijn met iemand
ne pas être d'accord avec qqn
247
het bestuur
la direction, l'administration
248
dergelijk
pareil
249
een poging doen
faire un effort, une tentative
250
geheel
entièrement
251
het beleid
politique
252
dierbaar
précieux, cher
253
giechelen
glousser
254
de sieraden
les bijoux, la bijouterie, le joyaux
255
het toonbeeld
un exemple, modèle
256
opgetogen
joyeux, satisfait, content
257
de bulters
le domestique, valet
258
erachter komen
découvrir
259
indringend
marquant, impressionnant, qui fait de l'effet
260
volkomen
parfaitement
261
een poosje
un instant
262
zich wenden tot
s'adresser à
263
je ne vous retiens pas plus longtemps
ik wil u niet langer ophouden
264
ik wil u er evenwel op wijze dat
je dois cependant vous signaler que
265
een zucht slaken
pousser un soupir
266
de aanmaning
le rappel
267
iemand in gebreke stellen
mettre qqn en demeure
268
uwerzijds
de votre part, côté
269
reeds
déjà
270
het meerendeel van
la majorité de / des
271
niet in de wieg gelegd (zijn)
ne pas être fait pour
272
met ingang van
à partir de