Neuroanatomie Flashcards

(46 cards)

1
Q

Cerebrum

A

Grote hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

4 kwabben

A

Frontale kwab, parietale kwab, temporale kwab, occipitale kwab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Frontale kwab

A

Kennis, voluntaire bewegingen, gedrag m.b.t emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Parietale kwab

A

Integreren van van sensorische informatie uit verschillende modaliteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Temporale kwab

A

Visueel geheugen, senorische processen zoals horen en interpreteren van visuele input

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Occipitale kwab

A

Visuele processen waaronder kleuren en beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Centrale sulcus

A

Scheidt frontale en parietale kwab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mediale longitudinale fissure

A

Deelt cerebrum op in een linker- en rechterhelft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Diencephalon

A

Thalamus, hypothalamus, epithalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Thalamus

A

Sensorische signalen sorteren en slaap en alertheid reguleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hypothalamus

A

Primitieve vitale processen reguleren, regulatie endocriene systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Epithalamus

A

Regulatie endocriene systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hersenstam

A

Hoofdvoorziener van motorische en sensorische zenuwen van de nek, gezicht en regulatie ademhalings- en hartritmes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hersenstam bestaat uit:

A

Middenbrein, pons, medulla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Cerebellum

A

Kleine hersenen; draagt bij aan coördinatie, precisie en timing. Ontvangt signalen uit de sensorische systemen en integreert deze signalen om de motorische activiteit te fine-tunen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Basale ganglia

A

Grijze kernen in de witte stof die zich bevinden in het cerebrum, thalamus en hersenstam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Optisch chiasmum

A

Kruizing van oogzenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Olfactory bulb

A

Neurale structuur die betrokken is bij het weernamen van geuren. Zendt informatie naar de orbitofrontale cortex en de hippocampus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Centraal zenuwstelsel

A

Hersenen en ruggenmerg

20
Q

Perifeer zenuwstelsel

A

Alle perifere zenuwen

21
Q

Visceraal motorisch

A

Autonome ganglia en zenuwen

22
Q

Parasympatisch

A

bevordert assimilatie in het lichaam, innervatie van het lichaam in rust

23
Q

Sympatisch

A

bevordert activiteit en fight-flight reactie, innervatie van het lichaam bij activiteit

24
Q

Somatisch motorisch:

A

motorische zenuwen die gebruikt worden voor voluntaire bewegingen

25
Sensorisch
sensorische ganglia en zenuwen die informatie en receptoren in het lichaam overbrengen naar het CNS of die reflexen veroorzaken via reflexbogen
26
Neuronen
Zenuwcellen die gespecialiseerd zijn voor signaalverwerking en -transmissie
27
Neuroglia
Ondersteunen neuronen
28
Soma
omvat nucleus, ribosomen, het ER, golgi-apparaat en mitochondria. Golgi-apparaat is belangrijk omdat neurotransmitters in synaptische vesikels zitten geproduceerd door dit apparaat
29
Dendrieten
primaire input voor andere neuronen. Gekarakteriseerd door grote hoeveelheid ribosomen en specifieke cytoskeletale eiwitten
30
Axon
geleiden van elektrisch signaal naar andere cellen. Omgeven door myelineschede die niet geleidend is zodat sprongsgewijze conductie plaatsvindt en die voorkomt dat er een potentiaal verloren gaat door lekkage
31
Axon hillock:
het punt waar het axon vormt uit het cellichaam en het potentiaal begint
32
Knoop van Ranvier
punten langs het axon waar geen myelineschede is, hier vindt polarisatie, depolarisatie en repolarisatie voor signaalgeleiding plaats
33
Terminale 'boutons'
synaptische uiteinde van axonen waar met behulp van neurotransmitters een chemische overdracht van een zenuwimpuls plaatsvindt.
34
Neuropil
een gebied met daarin veel synaptische activiteit en daarom zijn er veel axon-uiteindes, dendrieten en neuroganglia aanwezig
35
Multipolair
veelvuldig vertakking van dendrieten en daardoor integratie van een grote hoeveelheid informatie
36
Bipolair
twee extensies vanuit het cellichaam
37
Unipolair
één vertakking van het cellichaam
38
Pseudo-unipolair
een lang axon met aan de ene zijde veelal een receptor en aan de andere kant een synaps
39
Divergentie
het aantal targets dat wordt geïnnerveerd door een neuron
40
Convergentie
het aantal inputs bij een neuron
41
Astrocyten
Type neuroglia: bevinden zich alleen in het CNS. Houden chemische omgeving voor neurale signaaloverdracht in stand. Bovendien zorgen ze voor structurele support en zijn ze aanwezig in de bloed-hersen barrière
42
Oligodendendrocyten (CNS), Schwann cellen (PNS)
Type neuroglia: omhullen axonen met myeline
43
Microglia
Type neuroglia: cellen die de cellulaire debris opruimen. Ze scheiden moleculen uit die een lokale ontstekingsreactie doen optreden bij een verwonding
44
Afferente neuronen
Sturen signalen naar CNS
45
Efferente neuronen
Sturen signalen naar PNS
46
Interneuronen
Werken over korte afstanden en bevinden zich in het ruggenmerg