Niveau 2 - Deel 7 Flashcards
(67 cards)
1
Q
Face
A
Het gezicht
2
Q
decrease
A
De daling
3
Q
to fall (numbers)
A
Dalen
heeft gedaald
4
Q
increase
A
De stijging
5
Q
to rise (numbers)
A
Stijgen*
heeft gestegen
6
Q
to restructure
restructuring
A
herstructureren
de herstructurering
7
Q
to earn
A
verdienen
8
Q
salary
A
het loon
het salaris
de wedde
9
Q
company
A
het bedrijf
de firma
de zaak
10
Q
strike
A
de staking
11
Q
especially
A
vooral
12
Q
accident
A
het ongeval (met autos) het ongeluk (met vb skien)
13
Q
lane
A
de rijstrook
14
Q
recently
A
zopas
15
Q
again
A
opnieuw (weer)
16
Q
satisfied
A
tevreden
17
Q
competition
A
de concurrentie
18
Q
wounded, injured
A
de gewonde
19
Q
growth
A
de groei
20
Q
half
A
de helft (half)
21
Q
influence
A
de invloed
22
Q
direction, way
A
de richting
23
Q
unemployment
A
de werkloosheid
24
Q
unemployed
A
de werkloze
25
number, amount
het aantal
26
result
het resultaat
27
annually
monthly
weekly
jaarlijks
maandelijks
wekelijks
28
provisionally, tentative
voorlopig
29
to see, look at
bekijken*
| heeft bekeken
30
to book, post
boeken
31
to grow
groeien
32
to fire
ontslaan *
(heeft ontslagen)
Ik hen Bert ontslagen; Bert is ontslagen;
33
to expect, anticipate, hope
verwachten
34
to freeze
vriezen*
35
actually
eigenlijk
36
quite, rather
nogal
37
horrible
vreselijk
| verschrikkelijk
38
soon
gauw
39
to bore
vervelen (r)
40
to remember
herinneren (r)
| Herinner je je Paolo nog?
41
Injection
Het spuitje
42
Job
De baan
43
Solution
De oplossing
44
Care
De zorg
45
Research, examination
Het onderzoek
46
Good, honest
braaf
47
immediately
onmiddellijk
48
to trust, rely
Vertrouwen
49
To worry
zich druk maken (over)
zich zorgen maken (over)
zich ongerust maken (over)
Maak je toch niet zo druk.
50
pharmacy
de apotheek
51
drop
de druppel
| de neusdruppels
52
health insurance
de ziekteverzekering
het ziekenfonds
zekerheid
53
antibiotic
het antibioticum
54
mind, intellect
het verstand
55
prescription
| to prescribe
het voorschrift
| voorschrijven *(0)
56
anxious, uneasy
ongerust
57
past (adj)
voorbij
58
hopefully
hopelijk
59
both
allebei
60
to warn
waarschuwen
| gewaarschuwd
61
to wish
wensen
62
case
| in any case
het geval
| in elk geval
63
average
gemiddelde
64
in comparison with
in vergelijking met
65
extensive
uitgebreide
66
to need, to require
hoeven
67
population
de bevolking