Onderzoeks en Interventie Methodologie A Flashcards
Hertentamen Januari 2018 (36 cards)
Wat is het verschil tussen fundamenteel en praktijkgericht onderzoek?
Kennis omwille van kennis t.o.v. kennis omwille van probleemoplossing.
Een voorbeeld van een individueel begrip is?
Mars, Kastanje, Appel.
Een voorbeeld van een universeel begrip is?
Planeet, Boom, Vrucht.
Als iets empirisch is dan is het?
Waarneembaar.
Analytisch houdt in?
Dat het een definitie is, dit is niet-empirisch.
Synthetisch houdt in?
Dat het empirisch te toetsen is.
Als inductie als kenniswerving wordt gebruikt, waar is deze methode dan op gebaseerd?
Van specifiek naar algemeen.
Als deductie als kenniswerving wordt gebruikt, waar is deze methode dan op gebaseerd?
Van algemeen naar specifiek.
Als abductie als kenniswerving wordt gebruikt, waar is deze methode dan op gebaseerd?
Hypothesen bedenken en deze toetsen door middel van empirie.
Wat zijn onderzoekseenheden?
Objecten waarover men uitspraken wilt doen.
Wat zijn waarnemingseenheden?
Objecten waar men informatie vandaan haalt.
Wat houdt het aggregatieniveau in?
De mate waarin de onderzoeks- en waarnemingseenheden gelijk zijn.
Waar zorgt men voor bij empirisch onderzoek?
Dat er aan datareductie wordt gedaan, enkel het relevante wordt onderzocht.
Wat wordt bedoeld met interne validiteit?
Of er gemeten is waar naar werd gezocht.
Wat wordt bedoeld met externe validiteit?
Of de onderzoeksresultaten generaliseerbaar zijn naar de hele populatie.
Wat wordt bedoeld met betrouwbaarheid?
Of het meetinstrument stabiele meetresultaten geeft.
Waar zorgt een systematische meetfout voor?
Een lagere validiteit.
Waar zorgt een toevallige meetfout voor?
Een lagere betrouwbaarheid.
Wat is de inhoudsvaliditeit?
De mate waarin het meetinstrument kan meten wat ik wil meten.
Wat is de begripsvaliditeit?
Meet ik wat ik verwachtte: klopt de empirie met de theorie?
Wat is de criteriumvaliditeit?
Kan ik met mijn meetinstrument een andere variabele voorspellen?
Wat is kwantitatief onderzoek globaal?
Onderzoek doen door middel van veel data.
Wat is het verschil tussen een statisch- of dynamische vraagstelling?
Geldt de vraagstelling voor op één moment (statisch) of over een periode (dynamisch) ?
Wat is het verschil tussen een beschrijvende, toetsende, verklarende en exploratieve vraagstelling?
Beschrijvend = wat Exploratief = welke Verklarend = waarom Toetsend = Is het zo dat