OP HC 1 Flashcards
(29 cards)
Preformationisme
De overtuiging dat volwassen capaciteiten, verlangens, interesses en emoties al aanwezig zijn in de vroege kinderjaren.
Puritanisme
Kinderen worden gezien als zondige wezens, wiens ongehoorzame daden een harde behandeling vereisten.
Wat zijn de 4 centrale thema’s van ontwikkelingspsychologie?
- Bronnen van ontwikkeling
- Plasticiteit
- Continuïteit/discontinuïteit
- Individuele verschillen
Kritieke periode
Een periode waarin een specifieke gebeurtenis MOET plaatsvinden om de ontwikkeling normaal te laten verlopen.
Sensitieve periode
Een periode in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis een groot effect heeft.
Continue verandering
Kwantitatief, bijvoorbeeld -> grootte, frequentie en hoeveelheid.
Discontinue verandering
Kwalitatief, vaak in verschillende stadia’s.
Psychodynamische theorieën
Onderzoeken invloed van biologische driften en levenservaringen op ontwikkelingsstadia.
Freud
Psychoseksuele stadia
Erikson
Psychosociale stadia met culturele en sociale factoren.
Behaviorisme
Gedragsveranderingen die voortvloeien uit de vorming van associaties tussen gedrag en de gevolgen daarvan.
Skinner
Operant conditioneren
Watson
Klassiek conditioneren
Bandura
Modeling, sociaal leren door kijken naar andere.
Constructivistische theorie
(Piaget) Kind construeert actief eigen werkelijkheid gebaseerd op eigen ervaringen met als gevolg cognitieve ontwikkeling.
Sociaal-culturele theorie
(Vygotsky) De rol van cultuur in ontwikkeling van kinderen.
Zone van naaste ontwikkeling
Hetgene wat een kind kan met hulp, maar niet zonder hulp.
Evolutionaire theorieën
Kijken hoe menselijke kenmerken bijdragen aan overleven en hoe ons evolutionaire verleden de individuele ontwikkeling beïnvloedt.
Sociale leertheorieën
Concentreren zich op het leren van associaties tussen gedragingen en hun gevolgen. Leggen nadruk op leren door observatie.
Informatieverwerkingstheorieën
Met behulp van computer analogieën kijken naar hoe kinderen informatie op steeds efficiëntere manieren verwerken.
Dynamische systeemtheorie
Richt zich op de ontwikkeling van nieuwe gedragssystemen uit de interactie van minder complexe delen.
Ecologische systeemtheorie
(Bronfenbrenner) Richt zich op de organisatie van omgevingscontexten.
Sensitiviteit
Het herkennen/signaleren wat het kind voelt en daar adequaat op reageren.
Fundamenteel onderzoek
kennis opdoen