paragraaf 1 Flashcards

(49 cards)

1
Q

Pluriforme samenleving

A

Een samenleving waarin veel verschillen tussen mensen bestaan in levensstijl, godsdienst en andere cultuurkenmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cultuur

A

Alle waarden, normen, gewoonten en andere aangeleerde cultuurkenmerken die mensen binnen een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en als vanzelfsprekend beschouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cultuurkenmerk

A

Een eigenschap of gedraging die voortkomt uit de cultuur van mensen zoals waarden, normen en gewoonten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Socialisatiefunctie van cultuur

A

Het proces waardoor de cultuur van de groep waar iemand bij hoort een deel van zijn persoonlijkheid bepaalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gemeenschappelijk referentiekader

A

Alles wat mensen gezamenlijk bezitten aan kennis, ervaringen, normen, waarden en gewoonten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gedragsregulering

A

Sturing van het gedrag van mensen zodat het geordend en voorspelbaar verloopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dominante cultuur

A

Alle waarden, normen en gewoonten en andere cultuurkenmerken die de meerderheid van de bevolking met elkaar deelt en als vanzelfsprekend beschouwt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Subcultuur

A

Een cultuur waarin sommige waarden, normen, gewoonten en andere cultuurkenmerken afwijken van de dominante cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Culturele diversiteit

A

Het naast elkaar bestaan van veel verschillende subculturen en levensstijlen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gender

A

Culturele verschillen tussen mannen en vrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Rolpatronen

A

Algemene verwachtingen en opvattingen over hoe iemand zich hoort te gedragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Etnische subcultuur

A

Cultuur van een groep mensen die zich onderling verbonden voelt door hun land van herkomst en de daarbij horende waarden, normen, gewoonten en andere cultuurkenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Tegencultuur

A

Cultuur van groepen die zich verzetten tegen (delen van) de dominante cultuur en die willen veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sociale cohesie

A

De mate waarin mensen zich verbonden voelen met elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Socialisatie

A

Het proces waarbij mensen bewust en onbewust de waarden, normen en andere cultuurkenmerken aanleren van de groep of groepen waar ze bijhoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Socialiserende instituties

A

Groepen en organisaties die specifieke waarden, normen en gewoonten overdragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Sociale controle

A

de manier waarop mensen anderen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Sanctie

A

Maatregel om gedrag te stimuleren of af te keuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Internalisatie

A

Het proces waarbij mensen zich waarden, normen en gewoonten eigen maken en zich automatisch gaan gedragen zoals hun omgeving van hen verwacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Persoonlijke identiteit

A

Het beeld dat iemand van zichzelf heeft.

21
Q

Sociale identiteit

A

Het deel van het zelfbeeld dat is afgeleid van de groepen en culturen waarmee iemand zich verbonden voelt.

22
Q

Cultuurrelativisme

A

Visie waarin culturen gelijkwaardig aan elkaar zijn en waarin je het gedrag van de leden van een cultuurgroep alleen beoordeelt naar de maatstaven van die cultuur.

23
Q

Cultuuruniversalisme

A

Visie waarin je uitgaat van universele waarden die voor iedereen op de wereld gelden en het gedrag van de leden van een cultuurgroep daaraan afmeet.

24
Q

Etnocentrisme

A

Manier van kijken waarbij de eigen groep wordt gezien als middelpunt van alles en alle andere daaraan afmeet.

25
Wij-zij-denken
Patroon waarbij de ene groep tegenover de andere staat en zichzelf doorgaans als ‘beter’ ziet.
26
Categoriseren
De wereld indelen in hokjes waarin mensen, voorwerpen of situaties automatisch een plaats krijgen.
27
Stereotype
Een overdreven, vaststaand beeld van een groep mensen dat aan alle leden hetzelfde kenmerk of dezelfde kenmerken toeschrijft.
28
Vooroordeel
Een oordeel over iemand of een groep mensen dat niet gebaseerd is op feiten.
29
Discriminatie
Het ongelijk behandelen van individuen of groepen op grond van kenmerken die in de gegeven situatie niet van belang zijn.
30
Racisme
Het doen van kwetsende en vernederende uitspraken over of discriminatie van mensen op basis van huidskleur of afkomst.
31
Institutioneel racisme
Ongelijke behandeling op grond van huidskleur en afkomst vastgelegd in regels en procedures van organisaties en in ongeschreven regels, tradities en gewoonten.
32
Xenofobie
Angst voor en afkeer van het vreemde.
33
Polarisatie
Proces waarbij de tegenstellingen tussen groepen sterker worden waardoor ze steeds meer tegenover elkaar komen te staan.
34
inclusieve samenleving
Een samenleving waarin iedereen ongeacht afkomst, geloof, geslacht, geaardheid of handicap mee mag en kan doen.
35
Migreren
Verhuizen naar een ander land.
36
Gastarbeiders
Mensen die tijdelijk naar een ander land verhuizen om daar arbeid te verrichten.
37
Restrictief toelatingsbeleid
Beleid waarbij strenge voorwaarden worden gesteld aan het toelaten van migranten.
38
Vluchteling
Iemand die zijn woonplaats of land moet verlaten vanwege oorlogsgeweld of omdat hij gevaar loopt vervolgd te worden vanwege geloof, politieke overtuiging of seksuele geaardheid.
39
Asielzoeker
Iemand die asiel aanvraagt
40
Arbeidsmigrant
Iemand die verhuist naar een ander land om daar te gaan werken
41
Kennismigrant
Iemand die verhuist naar een ander land omdat daar grote behoefte is aan zijn kennis.
42
Volgmigratie
Migratie als gevolg van gezinshereniging en gezinsvorming.
43
illegalen
Mensen die geen wettige toestemming hebben om in een land te wonen en te werken.
44
Irreguliere migratie
Migratie zonder geldige documenten zoals een visum of paspoort.
45
Morele verplichting
De plicht om te doen wat juist is.
46
Assimilatie
Het opgeven van de eigen culturele identiteit en het volledig aanpassen aan de dominante cultuur.
47
Integratie
Het samengaan van cultuurgroepen door wederzijdse aanpassing.
48
Segregatie
Situatie waarbij groepen in de samenleving gescheiden van elkaar leven
49
Radicalisering
Proces waarbij gedachten en/of gedrag van een persoon of groep extremer worden en ingaan tegen de waarden en normen van de democratische rechtsstaat.