samenvatting stack Flashcards

(75 cards)

1
Q

Voor wat staat bouwfysica?

A

Toepassing van natuurkundige wetmatigheden op de bouwtechniek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het doel dan van bouwfysica? (2)

A
  • Praktische regels voor te stellen die de bouwkundige toelaat een gebouw te ontwerpen en te realiseren die voldoet aan de comforteisen van de gebruikers.
  • Invloed buitenklimaat op binnenklimaat minimaliseren
    Deze comforteisen van de gebruikers worden vertaald in prestatie-eisen voor de gebouwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke comforteisen worden er toegepast in de bouwfysica (3)

A
  • Hygrothermische comfort
    o Warmte probleem
    o Vocht probleem
    o Ventilatieprobleem
  • Akoestisch comfort
  • Visueel comfort
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Van wat hangen de eisen van een gebouw af (2)

A

 In functie van klimaat
 In functie van gebruiker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een gebouw eigenlijk, kort vertaald

A

Gebouw is opgebouwd uit verschillende materialen (hout, glas, beton) daar maakt men constructie-elementen (vloer, fundering, dak, wand) van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voor wat staat bouwknopen

A

Waar verschillende constructie-elementen samenkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de normale lichaamstemperatuur van de mens?

A

Ongeveer 36,7°C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is metabolisme

A

De omzetting van voedingsstoffen naar energie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is basismetabolisme?

A

Warmteproductie bij een lichaam in rust (58 W/m² lichaamsoppervlak).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is arbeidsmetabolisme?

A

Extra warmteproductie bij lichamelijke inspanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem enkele factoren die het behaaglijkheidsgevoel beïnvloeden.

A

Te warm, te koud, te droog, tocht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke factoren beïnvloeden het binnenklimaat?

A

Luchttemperatuur, oppervlaktemperatuur, vloertemperatuur, luchtsnelheid, luchtvochtigheid, kleding, metabolisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de droge resulterende temperatuur (trd)?

A

Een combinatie van lucht- en wandtemperaturen, gemeten met de zwarte-bolthermometer van Missenard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de ideale wintertemperatuur voor woon-, slaap-, klaslokalen?

A

20±1 °C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de voorwaarden voor een lokaal in normaal gebruik?

A

Relatieve vochtigheid 40%-70%, luchtsnelheid <0,2m/s, klein temperatuurverschil tussen wand en lucht (<10°C).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de aanbevolen oppervlaktetemperatuur voor natuurstenen vloeren?

A

28 – 29,5 °C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke klimaatparameters beïnvloeden het hygrothermisch gedrag van een gebouw?

A

Neerslag, wind, temperatuur, luchtvochtigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de belangrijkste invloeden van wind op een gebouw?

A

Winddruk, zuigkrachten, tochtverschijnselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Noem drie invloeden op de buitentemperatuur.

A

Aardwarmte, zon, zee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn graaddagen?

A

Een maatstaf voor de koude over een periode, gebruikt om verwarmingsbehoefte te meten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Geef de formule voor equivalente graaddagen (GDeq).

A

GDeq = 0,5 x GD van de dag zelf + 0,3 x GD van de voorgaande dag + 0,1 x GD van de voorafgaande dag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat beïnvloedt de oppervlaktetemperatuur van een gebouw?

A

Seizoen, kleur en ruwheid van materialen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de gemiddelde relatieve vochtigheid van buitenlucht in vriesweer?

A

80%-85%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is warmte?

A

Warmte is energie als gevolg van temperatuurverschil tussen een warme en koude plaats. Het temperatuurverschil is de drijvende kracht achter warmtetransport.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat zijn de drie warmteoverdrachtsmechanismen? (3)
1Straling (radiatie) 2Geleiding (conductie) 3Stroming (convectie)
26
Wat zijn de eigenschappen van straling? (3)
1Geen materie/medium nodig 2Geen rechtstreeks contact 3Geen beweging of verplaatsing van materie
27
Welke drie processen kunnen optreden bij invallende straling op een voorwerp?
Absorptie (𝑞𝐴) Reflectie (𝑞𝑅​ ) Transmissie (𝑞𝑇​)
28
Wat is convectie?
Warmteoverdracht door verplaatsing van materie, typisch bij gassen en vloeistoffen.
29
Wat zijn de twee soorten convectie?
Natuurlijke convectie (door temperatuurverschil, bijv. radiator) Gedwongen convectie (kunstmatig versterkt, bijv. ventilatoren)
30
Wat is geleiding?
Warmteoverdracht van molecule naar molecule zonder materieverplaatsing, typisch voor vaste stoffen.
31
Wat beïnvloedt de warmtegeleidbaarheid λ) van een materiaal?
Volumieke massa Vochtgehalte
32
Welke drie warmtegeleidbaarheden bestaan er?
λ d: gedeclareerde waarde λ ui : binnenomstandigheden λ ue: buitenomstandigheden
33
Wat zijn de drie types warmtedoorgang in constructie-elementen?
Warmteoverdracht lucht/constructie Warmtetransport door materiaallagen Warmtetransport door luchtlagen
34
Wat is een stationaire toestand bij temperatuursverloop?
Vaste temperatuurwaarden Constante warmtestroomdichtheid Geen warmteaccumulatie
35
Welke drie soorten spouwen zijn er?
Niet-geventileerde spouw Matig geventileerde spouw Sterk geventileerde spouw
36
Wat zijn de oorzaken van bouwschade?
Hemelwater Grondwater Bouwvocht Leidinglekken Woonvocht
37
Wat is verzadigingsdampdruk (Ps)?
Maximale hoeveelheid waterdamp die lucht kan opnemen bij een bepaalde temperatuur. Relatieve vochtigheid is 100% bij verzadiging.
38
Wat is het Mollier-diagram?
Diagram dat het gedrag van vochtige lucht beschrijft. Combineert parameters zoals temperatuur, druk, en vochtigheid.
39
Waarom werd relatieve vochtigheid ingevoerd?
Om aan te geven in hoeverre de lucht verzadigd is met waterdamp.
40
Wat stelt de wet van Boyle-Gay Lussac voor?
Verband tussen waterdampconcentratie en waterdampspanning.
41
Wat is partiële dampdruk?
Druk uitgeoefend door waterdamp in luchtmengsel.
42
Wat betekent 'drogen van lucht'?
Bij condensatie wordt water onttrokken aan de lucht, waardoor de lucht droger wordt.
43
Wat is oppervlaktecondensatie?
Treedt op wanneer de oppervlaktetemperatuur lager is dan de dauwpuntstemperatuur van de lucht.
44
Wat zijn de twee transportmechanismen voor damp?
Convectie: Damptransport door spleten en kieren. Diffusie: Damptransport doorheen bouwmaterialen.
45
Wat is dampdiffusie?
Voortdurende vochtverplaatsing van binnen naar buiten. Drijvende kracht: verschil in partiële dampdrukken.
46
Wat zijn dampschermklassen?
Klassen op basis van gemiddelde dampdruk (Pd,m). Specifieke dampschermen toegewezen per klasse.
47
Waarom moeten we ventileren? (3)
- Betere luchtkwaliteit - Minder kans op schimmelvorming en condens - Voldoende luchttoevoer voor verbrandingstoestellen
48
Aan wat moet een optimale luchtkwaliteit voldoen? (3)
- Thermisch comfort - Akoestisch comfort - Visueel comfort
49
Wat kunnen we bereiken met ventileren (verse lucht)?
Geuren, vocht en schadelijke stoffen afvoeren of verminderen
50
Hoe moeten we ventileren?
Vroeger: via spleten, kieren, open ramen (oncontroleerbaar, weinig luchtdicht) Nu: Luchtdichte afwerking Gecontroleerde ventilatie
51
In welke soorten kan ventilatie worden opgesplitst? (3)
1Basisventilatie: Woonruimten 2Intensieve ventilatie: Verhoogd luchtdebiet bij piekvervuiling (bv. feestzaal) 3Ventilatie van speciale ruimten: Garage, kelder (aparte voorzieningen)
52
Waar komt basisventilatie voor? (3)
- Droge ruimten: woonkamers, slaapkamers - Vochtige ruimten: keuken, badkamer, wc - Circulatieruimten: gang, hal
53
Hoe verkrijgen we basisventilatie?
1Natuurlijke middelen: -Wind -Temperatuurverschillen 2Mechanische of gedwongen middelen: -RTO: Natuurlijke toevoer via regelbare toevoeropeningen - RAO: Natuurlijke afvoer via regelbare afvoeropeningen Mechanische toevoer (ventilatoren) Mechanische afvoer (afzuiging)
54
Hoeveel basisventilatie is nodig?
Nominaal debiet: 3,6 m³/h per m² vloeroppervlakte
55
Hoe worden doorstroomopeningen aangebracht? (2)
- Niet-afsluitbaar rooster - Spleet van 70 cm² onder of rond de deur
56
Hoeveel bedraagt de netto-oppervlakte van een raam? (2)
- 6,4% bij ramen/deuren in 1 buitenwand - 3,2% bij ramen/deuren in 2 buitenwanden
57
Wat moet het debiet van een dampkap zijn?
200 m³/h bij keuken zonder vensters of deuren in buitenwand
58
Wat is luchtdichtheid? (2)
- Maat voor ongewenste, ongecontroleerde luchtlekken in de gebouwomhulling - Essentieel voor een efficiënte ventilatiestrategie
59
Waar komen luchtlekken voor? (5)
- Verbindingen tussen constructie-elementen - Ontbreken van luchtscherm in daken - Voegen bij schrijnwerk - Doorgangen van leidingen - Plaatselijke lekken (bv. garagepoort, brievenbus)
60
Wat zijn de vergeten invloedsparameters bij thermische evaluatie? (4)
- Stralingsverschijnselen: Piektemperaturen oppervlakken - Thermische inertie: Vermogen om warmte op te slaan - Warmtewinsten - Koudebrugwerking: Extra warmteverlies, risico schimmel & condens
61
Welke stralingsbronnen zijn er? (2)
De zon De hemelkoepel
62
Wat veroorzaakt de zon?
Verhoogde toevoer van stralingswarmte
63
Wat veroorzaakt een heldere hemelkoepel?
Verhoogde afstraling van warmte weg van het gebouw
64
Effecten van zonnestraling:
Extra warmtetoevoer (winter en zomer) Extra warmteverlies door onderkoeling
65
Wat bepaalt de extra warmtetoevoer? (4)
- Grootte glasoppervlak - Beschaduwing - Stralingseigenschappen van glas - irradiantie van de zon (wolken, hoeveelheid zon)
66
Hoe oplossen in de zomer?
Zonnewering plaatsen Dakoversteken Folie op ramen
67
Wat betekent de dynamische fase?
Geleidelijke evolutie van het temperatuursverloop in de wand naar de eindtoestand
68
Van wat is de snelheid afhankelijk?
λ-waarde van het materiaal
69
Wat is effusiviteit (Eff)?
Maat voor hoeveel en hoelang een materiaal warmte kan vasthouden
70
Wat is diffusiviteit (Diff)?
Maat voor hoe snel een materiaal warmte opneemt en afgeeft
71
Wat is het vertragend effect?
Wand slaat warmte op en geeft deze met vertraging door aan de ruimte Faseverschuiving: Tijd tussen opname en afgifte
72
Wat is het dempend effect?
Wand slaat warmte op en houdt een deel achter bij afgifte
73
Wat is lage inertie? (4)
- Isolatie aan de binnenzijde - Lichte tussenwanden en vloeren - Snelle reactie op warmte - Snel opwarmbare/afkoelende gebouwen
74
Wat is free cooling? (2)
- Wanden slaan overdag warmte op en koelen 's nachts af - Overdag wordt warmte geleidelijk afgegeven
75
Wat is hoge inertie? (3)
- Materialen met grote Eff en Diff - Wanden warmen langzaam op en geven warmte vertraagd af - Temperatuursverandering in lokaal gebeurt met vertraging