sensitiviteit en specificiteit Flashcards

(9 cards)

1
Q

Wat is sensitiviteit?

A

Hoeveelheid individuen met de ziekte die juist zijn geïdentificeerd door de test, True positive, a/(a+c)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de PVV?

A

Positive predictive value, hoeveel individuen met een positief resultaat die de ziekte hebben, a/(a+b)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is specificiteit?

A

Aantal individuen zonder de ziekte die juist zijn geïdentificeerd door de test, true negative d/(b+d)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is NPV?

A

Negative predictive value, aantal individuen meteen negatief test resultaat die de ziekte niet hebben, d/(c+d)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is prevalentie?

A

Hoe vaak een ziekte in een populatie voorkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekend het als de prevalentie meer naar de 1 gaat?

A

Dan is de test positief, de waarschijnlijkheid de ziekte te hebben wordt waarschijnlijker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Is sensitiviteit afhankelijk van prevalentie?

A

Nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar heeft prevalentie een grote invloed op?

A

Achterafkans, PPV, NPV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat staat op de y en x as van een ROC?

A

y-as = true positve, sensitiviteit
x-as = false positive, 1-specificiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly