slikken 1 Flashcards

1
Q

slikken 2 fasen

A

orale fase
pharyngeale fase
proces aangestuurd via CZS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

afferente vagale pathways

A

stellen sensorische afferenten voor via autonome zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

efferente pathways

A

zorgen voor motorische aansturing van spiervezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

neurotransmitters VIP en NO

A

belangrijk bij openen en sluiten van UES en LES. Verstoring leidt tot obstructie of reflux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

slokdarmatresie

A

verkeerde aanleg van oesophagus
Aansluiting van maag op trachea, fistelvorming tussen trachea en oesophagus, aansluiting trachea op maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

syndroom van boerhaave

A

spontane perforatie van oesophagus vaak veroorzaakt door excessief braken. Grote druk kan zorgen voor een scheur
behandeling is stent over scheur en spoeling borstkas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

syndroom van sjörgen

A

klassieke ziekte die leidt tot droge mond (=xerostemie) en droge ogen, pijnlijke vingers, polsen en knieën. Chronische aandoening. Er is ontsteking en destructie van speekselklierweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

tanden

A

32 permatente tanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waar zitten tanden

A

in processus alveoli/zakjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kinderen aantal tanden

A

20
vanaf 6 jaar vervangen
aan elke kant 3 kiezen bij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

duur tandontwikkeling

A

14 maanden en begint embryonaal tussen 6e en 8e week

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

tand bestaat uit 4 delen

A
  1. enamel
  2. dentine
  3. cement
  4. pulpa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

enamel

A

bovenste witte component van tand. Bestaat uit 96% hydroxyapatite

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

dentine

A

gevormd door odontoblasten. Harder dan bot en zonder bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

cement

A

gevormd door cementoblasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pulpa

A

losmazig bindweefsel met zenuwen en bloedvaten

17
Q

ameloblasten

A

ectodermale bekleding van embryonale mondholte. Ze produceren enamel tot net voor de geboorte.

18
Q

odontoblasten

A

produceren dentine

19
Q

ziekte van hirschsprung

A

congenitale megacolon, aangeboren afwijking in colon
Door afwezigheid ganglioncellen, kan peristaltiek beweging niet meer plaatsvinden
aangedane stuk colon kan niet ontspannen met ernstige constipatie als gevolg