spaans pww3 Flashcards
de acteur/ de actrice (232 cards)
1
Q
el actor/la actriz
A
de acteur/ de actrice
2
Q
El/la albañil
A
de bouwvakker
3
Q
El alcalde/ la alcaldesa
A
de burgermeester
4
Q
El/la electricita
A
de elektricien
5
Q
el/la escritor/a
A
de schrijver
6
Q
el/la escultor/a
A
de beeldhouwer/beeldhouwster
7
Q
el/la fontanero/a
A
de loodgieter
8
Q
el poeta/ la poetisa
A
de dichter/ dichteres
9
Q
el/la taxista
A
de taxichauffeur
10
Q
El/la disc-jockey
A
de dj
11
Q
el/la bailarin/a
A
de danser
12
Q
El/la ayudante
A
de assistent(e)
13
Q
El/la extra
A
de figurant
14
Q
El/la guía de turismo
A
de reisleider/reisleidster
14
Q
el/la telefonista
A
de telefonist(e)
15
Q
el/la ingeniero/a aeronáutico/a
A
de (vliegtuigbouwkundig) ingenieur
16
Q
El/la programador
A
de progammeur
17
Q
el/la diseñador/a
A
de ontwerper
18
Q
el/la buzo
A
de duiker
18
Q
el/la inspector/a
A
de inspecteur/inspectrice
19
Q
el/la limpiador/a
A
de schoonmaker/schoonmaakster
20
Q
el/la juez/a
A
de rechter
20
Q
el/la azafato/ azafata
A
de steward/ stewardess
20
Q
el/la veterinario/a
A
de dierenarts
21
el/la socorrista
de badmeester/ reddingswerker
22
el/la estudiante
de student
22
el/la pintor/a
de schilder/kunstenaar
22
el médico
de arts
23
el/la presidente/a
de president
24
el/la abogado/a
de advocaat
24
el/la dependiente/a
de verkoper/verkoopster
25
el/la soldado
de soldaat
25
el/la modelo
het model
25
diseñar
ontwerpen
25
el/la policía
de politieagent
25
el/la arquitecto/a
de architect
26
actuar
acteren
26
el/la cocinero/a
de kok
27
ser
zijn
27
trabajar de
werken als
27
estudiar
studeren
28
atender a los clientes
klanten van dienst zijn
29
arreglar coches estropeados
kapotte auto's maken
29
ayudar
helpen
29
preparar
voorbereiden
29
cocinar
koken
29
construir (construyo, construyes, construye, construimos, construís, construyen)
bouwen
29
operar
opereren
30
bailar
dansen
30
desfilar en la pasarela
op de catwalk lopen
30
limpiar
schoonmaken
30
investigar
onderzoeken
31
reparar
repareren
31
recolectar
verzamelen
31
cuidar de
zorgen voor
32
analizar
analyseren
33
hacer tareas domésticas
huishoudelijke taken doen
34
examinar
onderzoeken
34
revender
doorverkopen
35
consistir en
bestaan uit
36
explicar
uitleggen
36
llamar por teléfono
telefoneren
36
seleccionar
selecteren
36
ordenar
opruimen
37
salud
gezondheid
38
informática
ICT
39
jubilarse
met pensioen gaan
39
comunicación
communicatie
39
comercio
handel
40
educación
onderwijs
40
servicio público
de overheid
40
la hostelería
de horeca
41
el sector profesional
de beroepsgroep
41
justicia
de rechterlijke macht/ justitie
42
estar agotado/a
uitgeput zijn
42
el trabajo consiste en...
de baan bestaat uit...
42
muy señores míos;
geachte heer/mevrouw
42
cuando termine mis estudios voy a trabajar de
wanneer ik klaar ben met mijn studie ga ik werken als...
43
me dirijo a ustedes para
ik richt me tot u om...
43
a la espera de
in afwachting van
44
la calificación
de kwalificatie/ het cijfer
44
seguramente
zeker
44
solicitar
soliciteren
45
se despide atentamente
met vriendelijke groet
45
el puesto de trabajo
de baan
46
ampliar
uitbreiden
47
equivocarse
zich vergissen
47
alquilar
huren
48
el carnet de conducir
het rijbewijs
48
la red eléctrica
het lichtnet, de elektriciteit
48
ir a la universidad
naar de uni gaan
48
terminar de + infinitief
klaar zijn met
49
el anuncio de trabajo
de vacature
49
ser extrovertido
extrovert zijn
50
la puntualidad
de stiptheid
50
la gratificación
de vergoeding
51
trabajar a tiempo completo
fulltime werken
51
el taller mecánico
de autowerkplaats
52
hasta ahora
tot nu toe
52
llevarse bien/mal
het goed/slecht kunnen vinden
52
trabajar a tiempo parcial
parttime werken
52
los demás
de anderen
52
echar la bronca
berispen
52
un montón
een hoop/veel
52
cobrar
salaris ontvangen
53
ambos/as
beide(n)
53
la empresa
het bedrijf
53
tal vez
misschien
53
de edad avanzada
van gevorderde leeftijd
54
dañado
beschadigd
54
el equipaje
de bagage
54
atractivo/a
aantrekkelijk
54
la linterna
de zaklamp
55
dirigido/a por
onder leiding van
55
el saco de dormir
de slaapzak
56
la cámara
de camera
56
el repelente de insector
het middel tegen insecten
56
la tienda de campaña
de tent
56
la maleta
de koffer
56
el biquini
de bikini
56
el bañador
het badpak
57
la brújula
het kompas
57
la crema/ el protector solar
zonnebrandcrème
57
el equipamiento
de uitrusting
57
el seguro médico
de zorgverzekering
58
la canoa
de kano
58
los billetes
de kaartjes
58
irse de acampada
kamperen
58
la vacuna
de vaccin
58
encontrarse (ue)
zich bevinden
58
las gafas del sol
de zonnebril
59
pasarse (toda la noche) de juerga
(de hele nacht) feestvieren
59
la sombrilla
de parasol
59
viajar
reizen
59
la toalla
de handdoek
60
encargarse de
zorgen voor/ op zich nemen
60
olvidarse de
vergeten
60
bucear
duiken
60
alcanzar (la cima)
de top bereiken
60
el pasaporte
het paspoort
60
explorar
ontdekken
61
alquilar un coche
een auto huren
61
escalar
klimmen
61
despegar
opstijgen
61
nadar
zwemmen
61
hacer senderismo
wandelen in de natuur
61
orientarse
zich oriënteren
61
aterrizar
landen
61
traerse
meenemen
62
apetecer (werkt als gustar)
aantrekkelijk lijken
62
dejar de
stoppen met
62
calcular
berekenen
62
presupuestar
begroten
62
encargar
bestellen
63
planificar
plannen
63
las colinas
de heuvels
63
las montañas
de bergen
63
descender
afdalen
64
la selva
het oerwoud
64
la playa
het strand
64
el bosque
het bos
64
la mar
de zee
65
el campamento de verano
het zomerkamp
66
el camping
de camping
66
el campo
het platteland
67
el habitación
de kamer
67
el hostal
het hostel
67
el barranco
het ravijn
67
el hotel
het hotel
68
el aeropuerto
het vliegveld
68
el parador
het luxe hotel
68
el casco urbano
de debouwde kom
69
la torre de control
de verkeerstoren
69
la estación de tren
het treinstation
69
la agencia de turimso
het toerismebureau
70
el río
de rivier
71
el castillo
het kasteel
71
práctico/a
praktisch
71
amplio/a
breed
72
divertidísimo/a
supergrappig/leuk
73
etnográfico
volkenkundig
73
oscuro
donker/duister
73
preferente
voorkeurs/ favoriet
73
rural
plattelands
74
claro
licht/helder
75
estupendamente
fantastisch
75
acogedor/a
gezellig
75
a oscuras
in het donker
76
a tope
tijdelijk
77
increíble
ongelooflijk
77
preciso
nodig/precies
78
temporalmente
tijdelijk
79
numeroso
talrijk
80
diferente
verschillend
80
simpático
vriendelijk
81
nervioso
zenuwachtig
82
barato
goedkoop
82
caro
duur
83
contento
blij
84
importante
belangrijk
85
necesario
nodig
86
obligatorio
verplicht
87
estupendo
geweldig
88
fácil
makkelijk
88
dificil
moeilijk
89
posible
mogelijk
90
imposible
onmogelijk
91
mejor
beter
92
probable
mogelijk
93
divertido
leuk
94
normal
normaal
95
emocionante
spannend
96
hacer
doen
97
completar
afmaken
97
conseguir
bereiken
98
revisar
herhalen
98
pasar
doorbrengen
99
participar
meedoen
99
superar
overwinnen
100
ponerse triste
verdrietig worden
101
conocer
kennen
102
dar el primer paso
de eerste stap zetten
103
mi viaje más especial fue a
mijn meest bijzondere reis was...
104
me lo pasé muy bien
ik heb het erg leuk gehad
105
Te apetece ir a la playa
heb je zin om naar het strand te gaan
106
¡Apúntate!
schrijf je in!
107
me lo estoy pasando estupendamente
ik heb het erg leuk
108
a la derecha
rechts
109
a la izquierda
links
110
a la plancha
gegrild
111
al final
aan het einde
112
al principio
aan het begin
