TENTAMEN OPEN Flashcards

(40 cards)

1
Q

Waarin onderscheidt gyrus cinguli aansturing van de facialis zich ten opzichte van gyrus precentralis aansturing van de
facialis? (2p)
Noem twee aspecten

A

gyrus cinguli is emotioneel - bilateraal – vnl bovenste mimische spieren
Gyrus precentralis is vrijwillig – contralateraal – vnl onderste mimische spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Tijdens een draaistoelonderzoek wordt een gezonde proefpersoon gevraagd het hoofd op de rechter schouder te leggen. De stoel zal
linksom gedraaid worden.
1. In welke richting zullen oogbewegingen ontstaan: horizontaal, vertikaal of rotatoir? (1p)
2. Wat is de richting van de nystagmus bij aanvang van het onderzoek, dus als de stoel net is begonnen met draaien? (1p)
Na enkele minuten draait de stoel met de proefpersoon met een constante snelheid.
3. Waarom is er géén nystagmus zichtbaar? (1p)
De proef wordt gestopt door de stoel snel af te laten remmen.
4. Beschrijf de houdingscompensatie van de proefpersoon tijdens het afremmen (2p).

A
  1. in vertikale richting (horizontaal is normaal houden en rotatoir is kin op borst)
  2. je hebt het gevoel dat je voorover draait, dus de compensatierichting is achterover, en de nystagmus is omlaag gericht
  3. bij constante snelheid is acceleratie nul, dus geen prikkeling van het labyrint
  4. tijdens het afremmen krijgt de proefpersoon het gevoel juist achterover te vallen, waardoor de houdingscompensatie naar voren is gericht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. in vertikale richting
  2. je hebt het gevoel dat je voorover draait, dus de compensatierichting is achterover, en de nystagmus is omlaag gericht
  3. bij constante snelheid is acceleratie nul, dus geen prikkeling van het labyrint
  4. tijdens het afremmen krijgt de proefpersoon het gevoel juist achterover te vallen, waardoor de houdingscompensatie naar voren is gericht.
A
  1. Om beweging van het hoofd in beide richtingen te detecteren (1p)
  2. Regelmatigheid van de vuurfrequentie. (1p)
  3. Irregular neuronen (1p)
  4. Regular neuronen (1p)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In welke drie hersendelen vindt centrale verwerking plaats van vestibulaire informatie? (3p)

A
  1. Cerebellum
  2. Hersenstam
  3. Cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De mediale vestibulospinale banen (MVST) dragen bij aan houdingscorrecties.
1. Welke kernen ontspringen deze banen? (1p)
2. Wat is de voornamelijk input? (1p)
3. Naar welke gebieden projecteren deze banen en zijn deze projecties lateraal of ipsilateraal? (2p)
4. Welke houdingscorrecties worden via deze projecties gestuurd? (1p)

A
  1. Mediale vestibilaire kernen (1P)
  2. Voornamelijk halfcirkelvormige kanalen (1P)
  3. Voornamelijk nek segmenten, hoofzakelijk ipsilateraal (2P)
  4. Hoofdstabilisatie door de vestibulo-collic reflex (1P)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Geef een definitie van chronische otitis media. (1p)
  2. Noem drie afwijkingen in het oor die door otitis media kunnen ontstaan. (3p)
A

middenoorinfectie waarbij irreversibele weefselschade is opgetreden.
2.
Irreversibele veranderingen aan het middenoorslijmvlies
osteomyelitis
botresorptie
gestoorde drukregulatie middenoor
atrofie trommelvlies
ankylose gewrichten gehoorbeentje
cholesteatoom
trommelvlies perforatie
tympanosclerose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Met een Landolt-C kaart, die genormeerd is voor een afstand van X meter, wil je de visus van een patiënt bepalen maar deze patiënt staat
per ongeluk 1 meter te dicht bij de kaart. Op de kaart lees jij een visus af van V.
Hoe bepaal je nu de echte visus van de patiënt zonder deze opnieuw te meten? (2p)
Geef de formule voor de berekening die je moet uitvoeren in termen van X en V.

A

Echte visus is “V maal (X - 1) gedeeld door X” (2p)

dus normale formule

visus (V) maal (genormaliseerde afstand -/+ afstand te dichtbij/ver weg)/ genormaliseerde afstand

  • dichtbij
    + ver weg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sensibele informatie wordt vervoerd vanaf een perifeer orgaan via het ruggenmerg en de hersenstam naar de contralaterale hemisfeer.
1. Welke sensibele informatie verloopt via de antero-laterale baan van het ruggenmerg? (2p)
2. Op welk niveau kruist deze sensibele informatie naar de contralaterale hemisfeer? (1p)

A
  1. vitale informatie (2p) / of pijn en temperatuur (2p)
  2. ruggenmerg (1p)
    Indien bij (1) gnostisch gegeven is, en bij (2) hersenstam, dan totaal 1p.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De doeltreffendheid van ziektemodulerende therapieën in MS is bij mensen met langdurige MS teleurstellend. U beschikt over een oneindige
geldstroom in een ongekend goed laboratorium en mag een nieuw geneesmiddel voor MS ontwikkelen.
Wat zijn dan op basis van kennis en de immunopathologie van gevorderde MS de twee meest relevante eigenschappen
waaraan een medicijn moet voldoen? (2p

A
  1. Geneesmiddel moet over de bloedhersenbarrière komen
  2. Geneesmiddel moet specifiek de cellen betrokken bij MS aanpakken. Bijwerkingen, kosten, gebruikersgemak leveren geen punten op.
    (totaal 2 punten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke uitval hebben patiënten met een syndroom van Brown-Séquard (halfzijdige laesie in het ruggenmerg). (2p)

A

Ipsilateraal gestoorde gnostische sensibiliteit en piramidebaansyndroom, contralateraal gestoorde vitale sensibiliteit. (Eventueel ipsilateraal
hyperpathie op niveau van de laesie). (2p)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De laterale vestibulospinale banen (LVST) dragen bij aan houdingscorrecties.
1 In welke kernen ontspringen deze banen? (1p)
2. Wat is de voornaamste sensorische input? (1p)
3. Naar welke gebieden projecteren deze banen en zijn deze projecties lateraal of ipsilateraal? (2p)
4. Welke houdingscorrecties worden via deze projecties gestuurd? (1p)

A
  1. Lateraal vestibulaire kernen (1p)
  2. Voornamelijk otholieten (1p)
  3. Nek, thoracale en lumbale segmenten (minimaal 2 noemen), volledig ipsilateraal (2p)
  4. Corrigeert balans (met name benen) voor hoofdbewegingen (1p)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Tijdens een draaistoelonderzoek wordt een gezonde proefpersoon gevraagd het hoofd rechtop te houden. Bij aanvang van het onderzoek
wordt de stoel rechtsom gedraaid tot een constant snelheid. Na 40 seconden wordt de draaiing van de stoel gestopt.
1. Beredeneer wat de richting van de nystagmus is direct na aanvang van het onderzoek? (2p)
2. Welke hoofdoriëntatie moet de persoon aanhouden tijdens de rotatie om verticale VOR-oogbewegingen te produceren?
(1p)
3. Welke van de twee primaire vestibulaire organen wordt geactiveerd om het waargenomen gevoel van roterende beweging
te produceren? (1p)
4. Welke bewegingsrichting zal de persoon waarnemen direct nadat de stoel wordt gestopt? (1p)

A
  1. Die person heeft het gevoel dat hij/zij rechts draait, dus de compensatierichting is linksom, en de nystagmus is rechtsom. (2p)
  2. Hoofd over de linker- of rechterschouder. (1p)
  3. Semicircular kanalen. (1p) het andere orgaan heet otoliet en die bestaat uit utriculus (horizontaal) en sacullus (verticaal)
  4. Linksom. (1p)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Met een Landolt-C kaart, die genormeerd is voor een afstand van 4 meter, wil je de visus van een patiënt bepalen, maar deze staat per
ongeluk X meter te ver weg van de kaart. Op de kaart lees jij een visus af van V.
Hoe bepaal ke nu de echte visus van de patiënt zonder deze opnieuw te meten? (2p)
Geef de berekening die je moet uitvoeren in termen van X en V.

A

Echte visus ‘‘V maal (4+X) gedeeld door 4’’

visus (V) maal (genormaliseerde afstand -/+ afstand te dichtbij/ver weg)/ genormaliseerde afstand

  • dichtbij
    + ver weg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Benoem de vijf lagen van de cornea, in de juiste volgorde, beginnend aan de buitenkant

A
  1. Epitheel
  2. Membraan van Bowman
  3. Stroma
  4. Membraan van Descemet
  5. Endotheel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De eerste stap bij een epileptische aanval is het waarborgen van de ABC.
Na hoeveel minuten dient een epileptische aanval gecoupeerd te worden? (2p)

A

gecoupeerd is gestopt

antwoord: na 5 minuten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een 62-jarige man met diabetes mellitus heeft sinds een jaar tintelingen in beide voeten en een langzaam opstijgend doof gevoel in de
onderbenen, tot net onder de knie. In de handen heeft hij sinds enkele maanden ook tintelingen en iets minder gevoel. Bij neurologisch
onderzoek een symmetrische sensibele stoornis in handen en voeten oplopend tot halverwege het onderbeen. Er is areflexie aan armen en
benen.
1. Waar lokaliseer je de afwijking? (2p)
2. Hoe noemt men dit klinisch beeld? (2p)

A

a. perifere zenuwen (2p)
b. polyneuropathie of perifere neuropathie (2p)

perifeer is duidelijk door de areflexie. en dan de zenuw omdat je daar als enige in de periferie een senisbiliteitsstoornis hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hoe maak je microscopisch onderscheid in welk deel van het retina je zit?

A
  • je noemt eerst de 8 lagen op. de kernlagen zijn donker paars
  • de foveola heeft geen binnenste kernlaag. ook zitten hier alleen maar kegeltjes in
  • de foveola is het midden van de fovea. in de fovea is concentratie kegeltjes en ganglioncellen het hoogst.
18
Q

Je bent arts-onderzoeker bij de afdeling KNO. Tijdens een draaistoelonderzoek vraag je een gezonde proefpersoon het hoofd op de rechter
schouder te leggen. De stoel zal rechtsom gedraaid worden.
1. In welke richting zullen er oogbewegingen gaan optreden: horizontaal, vertikaal of rotatoir? (1p)
2. Wat is de richting van de nystagmus bij aanvang van het onderzoek? (2p)
Na enige tijd draait de proefpersoon al enkele minuten met een constante snelheid.
3. Waarom is er geen nystagmus zichtbaar? (1p)
De proef wordt gestopt door de stoel snel af te laten remmen.
4. Beschrijf de houdingscompensatie van de proefpersoon tijdens het afremmen. (2p)

A
  1. In verticale richting (1p)
  2. Je hebt het gevoel dat je achterover draait, dus de compensatierichting is voorover, en de nystagmus is omhoog gericht (2p)
  3. Bij constante snelheid is acceleratie nul, dus geen prikkeling van het labyrint (1p)
  4. Tijdens het afremmen krijgt de proefpersoon het gevoel juist voorover te vallen, waardoor de houdingscompensatie naar achter gericht is
    (2p)
19
Q

De otolieten zijn dubbelzinnig gevoelig voor lineaire versnellingen en oriëntatieveranderingen ten opzichte van de zwaartekracht.
1. Beschrijf de veranderingen in de vuurfrequentie van de otolieten wanneer een persoon in een auto voorwaarts versnelt
van 0 naar 40 km/u (1p) en die snelheid vervolgens aanhoudt. (1p)
2. Beschrijf de equivalente verandering in de oriëntatie van het hoofd van een zittend persoon ten opzichte van de
zwaartekracht om hetzelfde signaal te krijgen als tijdens voorwaartse acceleratie. (1p)
3. Noem het bewegingssignaal en het sensorische orgaan dat de hersenen gebruiken om he

A
  1. De vuurfrequentie neemt eerst toe vanaf de baseline tijdens acceleratie (1 pt), en vervolgens neemt deze tot baseline waarde bij 40 km/u
    (1p).
  2. Hoofd naar achteren gekanteld bij rechtop zitten (1p).
  3. Het rotatie signaal (1 pt) vanuit de halfcirkelvormige kanalen (1p).
20
Q

Je bent SEH arts en ziet op de SEH een 94-jarige vrouw, met in de voorgeschiedenis diabetes mellitus type 2 waarvoor metformine, en
hypertensie waarvoor hydrochloorthiazide. Ze heeft enkele uren eerder per-acuut het gevoel had op een wiebelend schip te zitten. Dit werd
erger bij bewegen. Zij was hierbij ook wankel op de benen, maar had geen verdere klachten bemerkt. In het totaal hebben de klachten 3 uur
aangehouden, en zijn deze nu weer bijna volledig hersteld.
Bij neurologisch onderzoek zie je een 1e graads puur horizontale nystagmus naar links, bij kijken naar rechts ziet u een 1e graad puur
horizontale nystagmus naar rechts. Er is een iets breedbasische gang met lichte valneiging naar links zonder verdere uitval.
1. Waar lokaliseert u deze klacht en waarom (anatomische structuur)? (3p)
2. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose en waarom? (3p)

A
  1. Linker cerebellum, alternatief theoretisch ook juist hersenstam. Gezien vertigo, balansproblemen, omkerende blikrichtingsnystagmus.
  2. TIA/ minor stroke/herseninfarct, theoretisch ook juist hersenbloeding, beroerte, CVA. Reden: acute ontstaan en multipele risicofactoren
    voor hart en vaatziekten (leeftijd, geslacht, hypertensie, diabetes mellitus), en een per-acuut ontstane klachten.

Waarom cerebellum of hersenstam?
Symptomen:

Vertigo → vaak cerebellair of vestibulair probleem

Valneiging naar links → cerebellaire hemisfeer laesie aan die zijde

Breedbasisch looppatroon → typisch cerebellair

Blikrichtingsafhankelijke nystagmus (links en rechts) → centrale nystagmus, geen perifeer vestibulair beeld

1e graads nystagmus naar beide kanten = blikrichtingsafhankelijk → wijst op een centrale oorzaak

21
Q

Je bent huisarts van een 44-jarige vrouw die klaagt over gehoorverlies. Je besluit de stemvorkproeven te verrichten. De proef van Weber
lateraliseert naar links, de proef van Rinne is rechts en links positief.
Wat is de aard van het gehoorverlies en welke kant is aangedaan? (2p)

A

Er is sprake van een perceptief gehoorverlies rechts. (2p)

22
Q

Met een Landolt-C kaart, die genormeerd is voor een afstand van 4 meter, wil je de visus van een patiënt bepalen, maar deze staat per
ongeluk X meter te ver weg van de kaart. Op de kaart lees jij een visus af van V.
1. Is de echte visus van de patiënt groter, gelijk of kleiner dan de afgelezen waarde? (1p)
2. Hoe bepaal je nu de echte visus van de patiënt zonder deze opnieuw te meten? (2p)
Geef de berekening die je moet uitvoeren in termen van X en V: (‘‘Echte visus =…’’)

A
  1. groter (1p)
  2. Echter visus = ‘‘V maal (4+X) gedeeld door 4’’ (2p)
23
Q

Benoem de vijf lagen van de cornea, in de volgorde van buiten naar binnen. (3p)

A
  1. Epitheel, 2. Membraan van Bowman, 3. Stroma, 4. Membraan van Descemet, 5. Endotheel
24
Q

De porie van ionkanalen wordt meestal gevormd door 4-6 subunits.
Zet de volgende drie kanalen in volgorde van toenemend aantal subunits:
1 Nicotine receptorkanaal
2 Kaliumkanaal
3 Gap junction kanaal
Vraag

A

subunits:
1 Kaliumkanaal
2 Nicotine receptorkanaal
3 Gap junction kanaal
Vraag

25
De ILAE (international league against epilepsy) stelt de internationale klinische criteria vast voor alle definities voor epileptische aanvallen en diagnose epilepsie. In de ILAE is afgesproken dat er drie situaties zijn waarin je bij een patiënt de diagnose epilepsie mag stellen. Noem er hiervan tenminste twee. (4p)
1. Een patiënt die meer dan één niet acuut-symptomatische epileptische aanval heeft gehad met meer dan 24 uur tussentijd 2. Een patiënt heeft één acuut symptomatische epileptische aanval gehad met een ingeschatte hoge herhalingskans op een volgende aanval (>60% in de komende 10 jaar) 3. Als er sprake is van een epilepsiesyndroom
26
Vier hersenzenuwen vervoeren ook parasympatische vezels. Een daarvan is de n.oculomotorius. 1. Wat doet parasympatische innervatie via de n. oculomotorius? (2p) 2. Wat zijn de andere drie hersenzenuwen die parasympatische vezels vervoeren. (2p)
1. pupil vernauwing (2p) / iets met pupil = 0,5p / anders = 0p 2. n.vagus / n.facialis / n.glossopharyngeus (3 goed = 2p, 2 goed = 1p, 1 goed = 0p)
27
1. Welke celtype vormt de bloedhersenbarrière? (2p) 2. Welk onderdeel van deze cellen speelt hierbij een essentiële rol? (2p)
1. endotheelcellen in de vaatwand (2p) 2. 'tight-junctions' tussen endotheelcellen (2p)
28
Je bent co-assistent op de poli neurologie en ziet een 65-jarige patiënte die een klapvoet heeft rechts. Verder heeft ze nergens last van. In haar voorgeschiedenis heeft ze 1 jaar geleden een gastric bypass gehad waarna ze 50 kg is afgevallen. Bij welke zenuw zou je deze klachten kunnen lokaliseren?
n. peroneus rechts
29
Je bent KNO arts. Bij een 73-jarige patiënt met uitval van het rechter evenwichtsorgaan meet je de vestibulo-spinale reflexen met een wijsproef. 1. Beschrijf hoe de wijsproef uitgevoerd dient te worden. (2p) 2. Beredeneer welke systematische afwijking de patiënt toont. (2p) 3. Noem twee andere proeven die ook de vestibulo-spinale reflexen testen. (2p)
1. De wijsproef wordt uitgevoerd door een patiënt met gestrekte arm zijn/haar wijsvinger tegen die van de van de onderzoekende arts te plaatsen. De patiënt sluit zijn/haar ogen, brengt de arm omhoog en brengt daarna, nog steeds met gesloten ogen, de arm weer omlaag en probeert daarbij weer op hetzelfde punt uit te komen. 2. Rechts aangedaan, links vuurt harder, gevoel naar links te draaien, compensatie en dus de systematische afwijking naar rechts. 3. Rombergtest en de looptest
30
Er zijn twee soorten haarcellen in het vestibulaire systeem, type I en type II. 1. Welke elektrofysiologisch eigenschap kan worden gemeten van de afferenten om het haarceltype te bepalen? (1p) 2. Leg uit waarom er wordt gedacht dat de type I-cellen later in de evolutie zijn ontstaan dan type II-cellen? (2p)
1 Regelmaat van de afferent vuurfrequentie (1p). 2 De overgang van water naar land veroorzaakte bewegingen met een veel hogere frequentie (1 pt). Type I-cellen kunnen beter de hoog frequenties van bewegingen coderen (2p).
31
Je bent SEH arts en ziet op de spoedeisende hulp een 43-jarige man met blanco voorgeschiedenis. Hij heeft sinds de ochtend langzaam ontstane hevig draaiduizeligheid met misselijkheid en braken. De monitor toont een licht verhoogde bloeddruk (139/86mmHg), met een bradycardie tijdens braken. Bij onderzoek ligt hij met gesloten ogen doodstil op bed. Er is een 3e graad horizontaal rotatoire nystagmus met horizontale snelle fase naar rechts. Met de Frenzelbril op wordt hij nog beroerder en ziet u de nystagmus toenemen. De head impulse test staat hij u niet toe. Overig neurologisch onderzoek toont geen afwijkingen. 1. Zijn de klachten centraal of perifeer? (1p) 2. Welke anatomische structuur is aangedaan? (1p) 3. Welke zijde is aangedaan? (1p) 4. Waarom is deze structuur en zijde aangedaan? (2p) 5. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? (1p)
1. Perifeer (vestibulair syndroom) 2. n. vestibularis 3. Links 4. Vanwege (1) de horizontaal/ rotatoire nystagmus en (2) de fixatie suppressie, (3) de snelle horizontale slag naar rechts. 5. Neuritis vestibularis
32
Benoem de vier belangrijkste doelen van cholesteatoomchirurgie.
1= alle ziekte verwijderen (geen residu cholesteatoom) 2= voorkomen van nieuwvorming cholesteatoom (geen residief cholesteatoom) 3= gehoor zo goed mogelijk 4= optimale hygiënische status verkrijgen 2 punten, deelpunten; 1 punt bij 3 goed, 2 punten bij 4 goed
33
Epileptische aanvallen kunnen verschillende oorzaken hebben. Twee oorzaken die belangrijk zijn om te onderscheiden zijn een acuut symptomatische epileptische aanval en een niet-acuut symptomatische aanval. Sleep onderstaande beschrijvingen naar het juiste vakje 1. acuut symptomatische epileptische aanval 2. niet acuut... - Een 20 jarige vrouw krijgt een gegeneraliseerde epileptische aanval na een feest waarop ze pillen heeft genomen en 3 liter water heeft gedronken - Een jongen van 4 jaar krijgt een tonisch clonische aanval. Hij had ervoor 40 graden koorts, onderzoek laat zien dat hij een pneumococcen meningitis heeft - Een 19 jarig meisje krijgt een gegeneraliseerde epileptische aanval in de ochtend na een toetsweek waarin ze weinig heeft geslapen. Zij is bekend met myoclonieen in de ochtend in het kader van een juveniele myoclonus epilepsie. - Een jongen van 9 jaar krijgt ’s avonds een tonisch clonische aanval. Ouders vertellen dat hij al een jaar regelmatig aanvallen heeft van schokken rond de mond, kwijlen en niet kunnen spreken.
acuut Een 20 jarige vrouw krijgt een gegeneraliseerde epileptische aanval na een feest waarop ze pillen heeft genomen en 3 liter water heeft gedronken Een jongen van 4 jaar krijgt een tonisch clonische aanval. Hij had ervoor 40 graden koorts, onderzoek laat zien dat hij een pneumococcen meningitis heeft Niet acuut symptomatische epileptische aanval Een 19 jarig meisje krijgt een gegeneraliseerde epileptische aanval in de ochtend na een toetsweek waarin ze weinig heeft geslapen. Zij is bekend met myoclonieen in de ochtend in het kader van een juveniele myoclonus epilepsie. Een jongen van 9 jaar krijgt ’s avonds een tonisch clonische aanval. Ouders vertellen dat hij al een jaar regelmatig aanvallen heeft van schokken rond de mond, kwijlen en niet kunnen spreken.
34
Focale epileptische aanvallen kunnen veel verschillende verschijnselen geven, van schokken of smakken tot tintelingen of déjà vu gevoelens. Voor de classificatie van de aanval moet je zoveel mogelijk van deze verschijnselen beschrijven. Er zijn twee elementen die je ten minste altijd moet benoemen. Welke zijn dit? (2p)
Bewustzijnsverandering (gewaarwording reken ik ook goed) 2. Motorische verschijnselen
35
Je bent AIOS kinderneurologie. Er is een 4-jarig meisje opgenomen op de kinderafdeling vanwege een status epilepticus, vooralsnog zonder oorzaak. Ze is goed hersteld en mag naar huis. Haar ouders vragen zich af wat ze thuis kunnen doen als dit nog een keer gebeurt. Je geeft uitleg dat ze bij een volgende aanval na 5 minuten een medicijn mogen toedienen. Noem twee medicijnen die je zou kunnen voorschrijven inclusief de toedieningsvorm. (2p)
Midazolam nasaal Midazolam buccaal Diazepam (stesolid) rectaal (1 punt per juist antwoord, maximaal 2 punten)
36
Noem vier complicaties die veroorzaakt kunnen worden door een cholestetoom. (4p)
Mastoiditis, nervus facialis uitval, erosie semicirculaire kanalen, conductief gehoorverlies, perceptief gehoorverlies, labyrinthitis, intracraniele complicaties (meningitis), trombose sinus sigmoideus. (4p)
37
De twee vestibulaire organen, bestaande uit een combinatie van halfcirkelvormige kanalen en otolietorganen, liggen gespiegeld ten opzichte van elkaar en beiden voorzien het zenuwstelsel van informatie over hoofdbeweging en -oriëntatie. 1. Geef twee voordelen die worden verkregen door input van twee vestibulaire organen te hebben ten opzicht van één orgaan. (2p) Binnen elk orgaan wordt in rust een afferente vuurfrequentie van 100 spikes/s geproduceerd. 2. Wat is het voordeel van 100 spikes/s in rust ten opzicht van 0 spikes/s. (1p) Evenwichtsklachten kunnen een centrale of perifere oorsprong hebben. 3. Welke test stelt een KNO arts in staat om de unilaterale status van het horizontale kanaal te testen? (1p)
1. Verhoogde resolutie van bewegingsinformatie door het duw-trek verhouding. (1p) In het geval van unilateraal vestibulair verlies blijft er een tweede intact systeem over om informatie te verschaffen over hoofdbeweging. (1p) 2. De haarcel kan toenames als afnames aan te geven in afferente vuurfrequentie, waardoor informatie wordt verstrekt over hoe het hoofd in beide richtingen beweegt. (1p) 3. De calorische test. (1p)
38
Je bent arts-assistent Neurologie. Je ziet een 78-jarige vrouw op de Spoedeisende Hulp in verband met acuut ontstane problemen met het spreken. Bij het neurologisch onderzoek valt je op dat ze ernstige woordvindstoornissen heeft. Als je haar vraagt om met haar rechter wijsvinger naar het plafond te wijzen, dan lijkt ze die opdracht niet te begrijpen. Benoem zo precies en volledig mogelijk van welk neurologisch symptoom hier sprake is. (4p)
globale of motore én sensore (2p) afasie (2p).
39
Waar in het ruggenmerg zit het cellichaam van de motorneuronen? (2p)
in de ventrale hoorn
40