Thema 1 Flashcards

(37 cards)

1
Q

Larynx adductoren

A

m. transversus arythenoideus
m. vocalis
m. cricoarytenoideus lateralis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

larynx abductoren

A

m. cricoarytenoideus posterior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

innervatie larynxspieren

A

m. cricothyroideus door n. laryngeus sup.

rest door n. recurrens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verloop n. recurrens

A

ontstaat uit vagus
loopt links om aortaboog
loopt rechts om arterie subclavia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

opbouw stembanden

A

superficial lamina propria (zacht)
intermediate en diepe lamina propria = lig. vocale
m. vocale (stug)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

alveolaire hypoventilatie

A

onvoldoende verse lucht

P(A-a) O2 is normaal, extra O2 kan helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

diffusie stoornis

A

barriere is te dik/klein

extra O2 kan helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Anatomische shunt

A

P(A-a) O2 is verhoogd

extra O2 heeft matig effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

fysiologische shunt

A

P(A-a) O2 is verhoogd

extra O2 heeft amper effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bronchiëctasieën

A

plaatselijke wandverwijding waardoor bacteriën mogelijkheid hebben zich in te nestelen –> infectie
hierdoor afwisseling van vernauwde en verwijde luchtwegen
–> veel sputum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

frequente oorzaken chronische/recidiverende hoest

A
astma (bronchiale)
NAEB
non-astmatische eosinofiele bronchitis
post-nasal drip
GE-reflux
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

interstitieel beeld

A

versterking van het long interstitium door een minder vaak voorkomende of onbegrepen infectieuze afwijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

frequente oorzaken van hemoptoë

A
longcarcinoom
bronchiëchtasieën
hartfalen (icm luchtweginfectie)
vaatanomalie
longeembolie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

miliaire tuberculose

A

ontstekingshaarden worden op verschillende plekken in het lichaam tegelijkertijd actief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

behandeling tuberculose

A

eerste 2 maanden: 3-4 middelen

dan 4 maanden: 2 middelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

v. azygos

A

rechts van de wervelkolom

17
Q

oorzaken pathologie vd stem

A

organisch (morfologisch/musculair)

niet-organisch (habitueel, psychogeen, idiopathisch)

18
Q

stembandknobbeltje

A

symmetrisch
anterior op stemband
logopedie of chirurgie

19
Q

poliep

A

vaak eenzijdig
ontstaat door trauma of verkeerd gebruik stemband
chirurgie

20
Q

Reinke’s oedeem

A

bilaterale hypertrofie van de ruimte van Reinke
glazige zwelling
door roken

21
Q

granuloom

A

uni of bi-lateraal

bijv. door intubatie

22
Q

papilloom

A

door HPV

uni of bilateraal

23
Q

interstitiële longziekten

A

sarcoidose
extrinsieke allergische alveolitis
idiopathische longfibrose
bronchiolitis obliterates organiserende pneumonie (BOOP)

24
Q

effusie

25
demping
kan wijzen op: tumor corpus alienum (bij kinderen) pneumonie (met open bronchus)
26
rhonchi
lage frequentie geeft brommende rhonchi (COPD) hoge frequentie geeft piepende rhonchi (Astma) = teken van obstructieve longaandoening
27
crepiteren
``` bij: oedeem ontstekingsinfiltraat pneumonie longfibrose astma ``` vaak basaal te horen maar mate van uitbreiding zegt iets over de ernst
28
Kerley B-lijnen
teken van gegeneraliseerd longoedeem
29
fijne crepitaties
snel achter elkaar | past bij longfibrose in combi met reuma
30
NSCLC
plaveiselcelcarcinoom adenocarcinoom grootcellig ongedifferentieerd carcinoom
31
Neuro-endocriene long tumoren
SCLC (gelimiteerd of extensieve tumor?) grootcellig neuro-endocrien carcinoom (LCNEC) atypische carcinoïd (semi-benigne) typische carcinoïd (semi-benigne)
32
Longcarcinoom stadiëring
I: tumor zonder verdere hematogeen en lymfogene uitzaaiingen --> CHIRURGIE II: lymfeklieren betrokken en in de hilus een positieve klier --> CHIRURGIE III: mediastinal/supraclaviculaire klieren en de tumor is verder uitgebreid --> CHEMO + BESTRALING IV: uitbreiding op afstand, betrokkenheid andere long en metastasen naar de hersenen en bijnieren --> PALLIATIEF
33
wanneer adjuvante chemo?
bij goede conditie na radicale resectie EN bij N1 of N2 (bij N2 met radiotherapie)
34
onderverdeling stadium IV NSCLC
M1a: hematogene metastasen intrathoracaal M1b: solitaire extra-thoracale metastasen M1c: multipele metastasen in meerdere organen
35
mesothelioom
= longvlieskanker | 2 soorten: epitheliaal of sarcomateus
36
stadia COPD volgens GOLD
I: FEV1 > 80% II: FEV1 > 50-80% III: FEV1 30-50% IV: FEV1 < 30% OF <50% met respiratoire insufficiëntie
37
alfa-1-antitrypsine deficiëntie
teken van COPD | deze mensen krijgen al vroeg emfyseem