Thema 1.1 Flashcards

(19 cards)

1
Q

wat is biologie?

A

Biologie is een natuurwetenschap en bestudeert organismen (levende wezens).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stofwisseling

A

alle chemische reacties in een organisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

levensloop

A

De levensloop begint direct na het ontstaan van het organisme en eindigt met de dood van het organisme.
(elk organisme heeft een levensloop).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

levenscyclus

A

elk soort heeft een levenscyclus doordat alle individuen van een soort tijdens hun levensloop dezelfde fasen of stadia van ontwikkeling doorlopen.
Individu gaat dood, maar soort niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ontwikkelen

A

optreden van veranderingen in de bouw en het functioneren van het organisme of van bepaalde delen ervan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

soort

A

organismen die zich onderling kunnen voortplanten en daarbij vruchtbare nakomelingen voortbrengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

organisatieniveau volgorde

A

molecuul-organel-cel-weefsel-orgaan-orgaanstelsel-organisme-populatie-levensgemeenschap-ecosysteem-systeem aarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

molecuul

A

bouwstenen van stoffen (bijvoorbeeld DNA) en van cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

DNA

A

DNA bevat erfelijke informatie voor een organisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

organel

A

onderdelen in de cel met een bepaalde functie (bijv celkern).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

cel

A

organismen bestaan uit 1 of meer cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

weefsel

A

een groep cellen met dezelfde vorm en functie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

orgaan

A

deel van een organisme met een specifieke bouw en functie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

organisme

A

eencellig of meercellig levend wezen (individu).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

orgaanstelsel

A

bestaat uit een aantal organen. Deze organen oefenen samen een bepaalde functie uit.
(bijv verteringsstelsel en beenderstelsel).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

populatie

A

groep individuen van dezelfde soort die in een bepaald gebied leven en die zich onderling voortplanten.

17
Q

levensgemeenschap

A

alle verschillende populaties die in een gebied samenleven.

18
Q

ecosysteem

A

een min of meer begrensd gebied met bepaalde eigenschappen, zowel levende als niet-levende natuur.

19
Q

systeem aarde

A

het geheel aan ecosystemen op aarde.