thema 4 Flashcards
(134 cards)
Wat is het verschil tussen farmacodynamiek en farmacokinetiek?
Farmacodynamiek beschrijft wat een geneesmiddel met het lichaam doet (werking, bijwerkingen).
Farmacokinetiek beschrijft wat het lichaam met het geneesmiddel doet (absorptie, distributie, metabolisme, excretie).
Wat is het therapeutisch window?
Het gebied tussen de minimale effectieve concentratie (MEC) voor een therapeutisch effect en de MEC waarbij bijwerkingen optreden
Wat gebeurt er als de dosis lager is dan het therapeutisch window?
Dan is er geen of een te gering effect (geen effect).
Wat gebeurt er als de dosis hoger is dan het therapeutisch window?
Dan kunnen er bijwerkingen optreden.
Waarmee heeft het therapeutisch window te maken?
Met farmacodynamiek.
Waarmee heeft de tijd waarin een effect optreedt te maken?
Met farmacokinetiek.
Wat is een drug target?
Het aangrijpingspunt van een geneesmiddel in het lichaam. zoals enzymen, GPCR’s, ionkanalen, hormonen, DNA of receptoren.
Noem voorbeelden van geneesmiddelen en hun targets bij pijnbestrijding.
Morfine, hydromorfon en codeïne → opiaatreceptoren
Aspirine → prostaglandinesynthetaseremmer
Wat betekent potency (potentie) van een geneesmiddel?
De hoeveelheid geneesmiddel die nodig is om een effect te bereiken. Hoe minder nodig is, hoe hoger de potentie.
Wat is het verschil tussen efficacy en intrinsieke activiteit?
Efficacy is het maximale effect dat een geneesmiddel kan bereiken.
Intrinsieke activiteit is hoe sterk een geneesmiddel dat effect kan activeren bij binding aan de receptor (bijv. aspirine heeft een lagere intrinsieke activiteit dan morfine).
Wat is precision medicine?
Een behandelwijze waarbij medicatie wordt afgestemd op het genetisch profiel van de patiënt (personalized medicine).
Wat is een ionotrope receptor?
Een receptor met een bindingsplaats voor het geneesmiddel op het membraan die gekoppeld is aan een ionkanaal. Ze regelen snelle effecten via opening/sluiting van het kanaal.
Wat is een G-eiwitgekoppelde receptor (GPCR)?
Een receptor met een extracellulaire bindingsplaats en een intracellulaire G-eiwitstructuur, die via signaaltransductie processen in de cel beïnvloedt. Er zijn ongeveer 500-600 GPCR-genen met 50-80 aangrijpingspunten.
Wat is een ligand?
Een stof (bijvoorbeeld een medicijn) die bindt aan een receptor en daarmee een effect veroorzaakt.
Wat is een kinasegerelateerde receptor?
Receptor met een kinasegebied in of aan het eiwit, zoals de insuline-receptor. Activatie beïnvloedt intracellulaire signaalroutes.
Wat is een nucleaire receptor?
Een receptor in de celkern die gevoelig is voor steroïdhormonen. Activatie leidt tot verandering in genexpressie.
hoelang duurt het effect van een biologische receptor?
Receptoren die specifiek zijn voor groeifactoren of cytokines en meestal een langdurig effect hebben (weken tot maanden).
Wat is het receptorconcept bij geneesmiddelen?
Een geneesmiddel (zoals agonist A) moet eerst binden aan een drug target, meestal een receptor (R), om effect te kunnen hebben.
Volgens de wet van de massa geldt: hoe meer agonist, hoe groter de kans op interactie met de receptor. Daarbij ontstaat een agonist-receptorcomplex (AR), dat bij activatie leidt tot signaaltransductie.
Wat gebeurt er bij een toenemende hoeveelheid agonist met de bezetting van receptoren?
Naarmate meer agonist wordt toegediend, worden steeds meer receptoren bezet. Op een gegeven moment is de helft bezet; dit is een maat voor de benodigde dosis. Uiteindelijk worden alle receptoren bezet en heeft extra agonist geen extra effect meer.
Wat geeft de snelheidsconstante
𝐾1 aan
Hoe snel receptor-ligandcomplexen worden gevormd (per tijdseenheid).
Wat geeft de snelheidsconstante
𝐾-1 aan
Hoe snel receptor-ligandcomplexen weer uit elkaar vallen (per tijdseenheid).
Wat is de dissociatieconstante
𝐾d
De concentratie ligand waarbij 50% van de receptoren bezet is. Het is een maat voor de affiniteit van een geneesmiddel voor een receptor.
beschrijft dus de affiniteit
Wat is de formule voor de dissociatieconstante
𝐾d
kd = k-1 / k1
Wat betekent een lage
𝐾𝑑
Een hoge affiniteit: er wordt veel complex gevormd en het complex valt niet snel uit elkaar.