tijdvak 7 Flashcards
(27 cards)
Je kan beschrijven wat een plantage was.
Een groot landbouwbedrijf waar export producten gemaakt worden.
Je kan de route van de driehoekshandel tussen Europa, Afrika en Amerika beschrijven.
Van Europa naar Afrika. Van Afrika naar Amerika en van Amerika terug naar Europa.
Je kan beschrijven welke producten/goederen er tijdens de driehoekshandel verhandeld werden.
Van Europa naar Afrika = wapens, drank en kleding. Van Afrika naar Amerika = slaven. Van Amerika naar Europa = cacao, koffie, suiker, tabak, katoen, goud/zilver.
Je kan uitleggen waarom Afrikanen werden gebruikt voor slavernij.
- Afrikanen konden beter tegen de zon en de warmte.
- Indianen waren niet sterk genoeg, Afrikanen wel.
- Afrikanen werden te koop aangeboden als krijgsgevangene.
Je kan beschrijven wat wordt bedoeld met abolitionisme.
Streven naar afschaffing slavernij.
Je kan beschrijven in welke periode de slavernij werd afgeschaft.
In de 19e eeuw. In 1807 voor het eerst, dat was in Engeland.
Je kan beschrijven wanneer de Amerikaanse Revolutie plaatsvond.
In 1776, toen werd de onafhankelijkheidsverklaring getekend.
Je kan een oorzaak noemen van de Amerikaanse Revolutie.
De 13 koloniën moesten belasting betalen aan Engeland, maar ze hadden geen inspraak.
Je kan een gevolg noemen van de Amerikaanse Revolutie.
Amerika werd een zelfstandig land, kreeg een grondwet en werd een federatie.
Je kan beschrijven wanneer de Franse Revolutie plaatsvond.
1789, toen begon de revolutie met de bestorming van de Bastille.
Je kan een oorzaak noemen van de Franse Revolutie.
De 3de stand betaalde belasting voor het hele land, maar ze hadden geen inspraak en werden oneerlijk behandeld.
Je kan een gevolg noemen van de Franse Revolutie.
Er kwam een grondwet, iedereen werd gelijkwaardig en iedereen betaalde belasting.
Je kan onderscheid maken tussen de Amerikaanse en de Franse Revolutie op basis van een overeenkomst en een verschil.
Overeenkomst = beide landen kregen een grondwet. Verschil = Na de Amerikaanse Revolutie bleef Amerika een vrij land. Na de Franse Revolutie kwam er toch weer een koning, namelijk Napoleon.
Je kan vertellen wie Napoleon was.
Napoleon was een Franse legeraanvoerder die de macht in Frankrijk pakte na de Franse Revolutie.
Je kan beschrijven welke veranderingen van Napoleon we nu nog steeds kennen.
Het metriek stelsel (meter, liter, kilo’s), burgerlijke stand (achternamen), straatnamen en huisnummers, strafrecht, dienstplicht.
Je kan uitleggen waarom de aanval op Rusland het einde van Napoleon betekende.
In Rusland verloor Napoleon zo veel soldaten dat hij daarna niet meer sterk genoeg was om zijn macht in Europa vast te houden.
Je kan beschrijven waarom het aan het eind van de 18e eeuw economisch niet meer zo goed ging in Nederland.
Nederland had een oorlog met Engeland verloren en er was veel werkloosheid (door slechte handel).
Je kan uitleggen waarom de orangisten en de patriotten tegenover elkaar stonden.
De stadhouder gedroeg zich als een koning. De patriotten waren tegen de stadhouder. De orangisten wilde de stadhouder houden.
Je kan uitleggen dat de patriotten dezelfde ideeën hadden als de Franse burgers tijdens de Franse Revolutie.
Patriotten waren een tijdje naar Frankrijk gevlucht. Daar leerde zij over de ideeën van de Franse Revolutie.
Je kan vertellen wie de eerste koning van Nederland was.
Willem I
Je kan enkele onderwerpen benoemen waarover in de Verlichting werd nagedacht.
Vrijheid en gelijkheid. Minder macht voor de kerk. Minder macht voor de koning. Macht moet eerlijk verdeeld zijn.
Je kan benoemen wat de drie uitgangspunten zijn van de Verlichting.
- Vrijheid 2. Natuurrecht 3. Verstand
Je kan uitleggen wat wordt bedoeld met verlicht absolutisme.
De vorst heeft alle macht, maar probeert het leven voor het volk beter te maken. ‘Alles voor het volk, maar niet door het volk.’
Je kan uitleggen waarom Eise Eisinga en zijn werk een goed voorbeeld zijn van de ideeën uit de Verlichting.
Met zijn planetarium probeerde hij een probleem op te lossen. In de Verlichting probeerde men met hun verstand problemen op te lossen.