Tijdvak 9: Flashcards

(12 cards)

1
Q

Welke 3 redenen hadden Frankrijk en Engeland om zich zorg te maken over Duitsland (voor de 1e wereldoorlog)?

A
  1. De bevolkingsgroei in Duitsland was groter dan die van Frankrijk en Engeland.
  2. De Duitsers produceren veel meer gietijzer en staal. Zelfs 2 keer dan wat de Britten produceren.
  3. Duitsland besteed veel meer geld aan hun defensie/leger dan de Engeland en Frankrijk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom leidt een relatief kleine incident in 1914 tot een wereldoorlog?

A

Het leidt tot een wereldoorlog door alle bondgenootschappen die afgesloten waren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat was het plan van de Duitsers om een tweefrontenoorlog te voorkomen (eerste wereldoorlog)?

A

Hun plan was om Frankrijk in te vallen en slaan in de tijd dat het duurt Rusland klaar te zijn. En daarna Rusland aanvallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat waren de 4 zwakke punten van de Amerikaanse economie?

A
  1. De protectionnisme politiek.
  2. Veel Europese landen zetten een hoge invoertarieven, producten moeten op de binnenlandse markt verkocht worden. Moeilijk om voor elk product een koper te vinden.
  3. Zeer ongelijk inkomstenverdeling.
  4. Slechte control in banken. Mensen en bedrijven kunnen meer geld lenen dan ze kunnen terugbetalen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het New Deal?

A

Het was een beleid dat bestreed werkloosheid en armoede met grote werkverschaffingsprojecten om de economie te stimuleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt economisch liberalisme in?

A

Een economie met zo weinig bemoeienis van de overheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat werd besloten in de Verdrag van Versailles?

A

Er werd besloten dat de Duitsers als enige schuld hadden voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Er werd besloten dat ze een kleinere leger moeten hebben, de oorlogsschade terugbetalen en grondgebied afstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat waren 4 oorzaken voor de Februarirevolutie?

A
  1. Armoede onder de boeren (economische).
  2. Gebrek aan democratie (politiek).
  3. Het invloed van de communisme op de bevolking (sociaal).
  4. De regeerperiode onder Nicolaas II (politiek).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat leidt de Februarirevolutie tot?

A

Het leidt tot het aftreden van de tsaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is gebeurt in de Oktoberrevolutie?

A

De voorlopige regering was afgezet, de bolsjewieken grijpen de macht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het Nieuwe Economische Politiek (NEP)?

A

Boeren geven grotendeels van hun graan aan de overheid. Wat overblijft mag ze verkopen op het vrije markt. Er is sprake van kapitalisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn 4 kenmerken van de fascisme?

A
  1. Extreme nationalisme. Individuele belangen zijn ondergeschikt aan de belangen van de staat.
  2. Militarisme. Alles met het leger te maken.
  3. Niet denken, maar doen.
  4. Het leidersbeginsel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly