Toets kringlopen; ecosystemen; verstoringen Flashcards

(19 cards)

1
Q

Rol van de producenten 1

A

Producent doet aan fotosynthese, waarbij via chloroplasten zonne-energie wordt omgezet in organische verbindingen die energierijk zijn zoals glucose. Dankzij deze koolstofassimilatie komt dus de energie van de zon in de voedselkringloop terecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Rol van de producenten 2

A

Producent zorgt via fotosynthese voor de productie van zuurstofgas, een gas nodig voor onder meer consumenten om aan aërobe ademhaling te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Rol van de producenten 3

A

Producent dient als voedsel- en als energiebron van herbivoren (C1).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Rol van de consumenten 1

A

De consument houdt het aantal organismen van een vorig trofisch niveau constant. Hierdoor wordt overbegroeiing bij producenten of overbevolking bij consumenten tegengegaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Rol van de consumenten 2

A

De consument levert koolstofdioxide, een gas cruciaal voor de fotosynthese reactie bij producenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Rol van de reducent

A

De reducent doet aan mineralisatie: een proces waarbij dood organisch materiaal wordt omgezet in mineralen. De mineralen zijn op deze manier weer voorhanden voor producenten, zodat zij op hun beurt aan fotosynthese kunnen doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is Eutrofiëring?

A

De overmaat aan nutriënten in water brengt onze zeeën en rivieren ernstige schade toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de oorzaak?

A

Menselijke activiteiten, zoals industrie en landbouw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De oorzaken van eutrofiëring

A

-intensieve veeteelt
-teveel visvoer (veel n en p in dat eten)
-teveel dode planten (bladeren, gras)
-lozen van huishoudelijk afvalwater
-klimaatsverandering
-overmaat aan kunstmest op akkers
-industrie (afvalwaterlozing)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Versterking Eutrofiëring vanwege klimaatverandering.
DE OGT

A

De omgevingstemperatuur stijgt.
De watertemperatuur stijgt.
De oplosbaarheid van zuurstofgas daalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Versterking Eutrofiëring vanwege klimaatverandering.
DE WT

A

De watertemperatuur stijgt.
De koudbloedige warmen op.
Ze ademen meer.
Minder zuurstofgas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Versterking Eutrofiëring vanwege klimaatverandering.
REGEN

A

Meer regenbuien
Meer micro-verontreinigingen in het wateroppervlak.
Via rivieren in de zee.
Meer nutriënten in het water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Versterking van Eutrofiëring vanwege overbemesting
start

A

In de landbouw gebruiken boeren mest (dierlijke mest of kunstmest) om gewassen beter te laten groeien. Deze mest bevat veel stikstofverbindingen (zoals ammonium en nitraat), die planten nodig hebben om te groeien.
Bij overbemesting wordt er echter meer stikstof toegevoegd dan de planten nodig hebben of kunnen opnemen. Dit overschot blijft in de bodem achter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Versterking van Eutrofiëring vanwege overbemesting
eind

A

Het stikstofoverschot in de bodem spoelt weg met regenwater. Vooral nitraat (NO₃⁻) is goed oplosbaar in water en wordt makkelijk meegenomen door het regenwater dat door de bodem sijpelt.
Deze stikstof komt uiteindelijk terecht in slotten, rivieren en meren, waar het niet thuishoort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De weg van het stikstof.

A

R-NH2​ (in het mest) → ​NH3​ of NH4+​ (in de bodem)
In de bodem wordt het dan Nitriet en ten slotte nitraat.
Nitraat lost op in water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voordelen groenbemesting

A
  1. Door de omzettingen van N2 in ammoniak via knolletjesbacteriën geleidelijk gebeurt, is er minder risico op uitspoeling van meststoffen naar oppervlakte- en grondwater.
  2. De productie en distributie van kunstmest kost meer energie dan het gebruik van groenbemesters.
  3. Er is minder kans op overbemesting.
17
Q

Biotoop

A

een plaats waarin bepaalde organismen goed ontwikkelen omdat de abiotische factoren daar voor hen binnen het tolerantiegebied liggen.

18
Q

Ecosysteem

A

Een biotoop met zijn cycli, energiestromen en wisselwerking.

19
Q

Biosfeer

A

Alle ecosystemen op aarde samen.