tour 1, étape 2 Flashcards
(45 cards)
1
Q
een applaus
A
un applaudissement
2
Q
een gemeenschap
A
une communauté
3
Q
een danser, danseres
A
un danseur, une danseuse
4
Q
een hobby, tijdsverdrijf
A
un divertissement
5
Q
een effect
A
un effet
6
Q
en legplank
A
une étagére
7
Q
een achtergrond (achtergrondmuziek)
A
un fond (une musique de fond)
8
Q
een muziekgenre
A
une genre musical
9
Q
lyrics, een songtekst
A
des paroles
10
Q
een voorkeur
A
une préférence
11
Q
een refrein
A
un refrain
12
Q
een hit
A
un tube
13
Q
een waarde
A
une valeur
14
Q
meeslepend
A
entrainant, entrainante
15
Q
indrukwekkend
A
impressionant ,impressionante
16
Q
rythmisch, uptempo
A
rythmé, rythmée
17
Q
getalenteerd
A
talentueux, talentueuse
18
Q
applaudisseren
A
applaudir
19
Q
verzamelen
A
collectionner
20
Q
verzamelen
A
collectionner
21
Q
ontmoedigen
A
décourager
22
Q
in slaap vallen, inslapen
A
s’endormir
23
Q
zich ontspannen
A
se détendre
24
Q
in slaap vallen, inslapen
A
s’endormir
25
ontsnappen
s'évader
26
zich uitdrukken
s'exprimer
27
beoordelen
juger
28
delen
partager
29
zonder kunnen, kunnen missen
se passer de
30
troosten
réconforter
31
verminderen
réduire
32
beleven
ressentir
33
nakijken (studeren)
réviser ( des cours)
34
raken
toucher
35
leven, beleven
vivre
36
een droom opgeven
abandonner un rêve
37
nodig hebben
avoir besoin de
38
de neiging hebben om + infinitief
avoir tendance à + infinitif
39
kippenvel geven
donner la chair de poule
40
ik vond het leuk, ik was er gek op
j'ai kiffé
41
muziek opzetten
mettre de la musique
42
een belangrijke plaats innemen (in)
occuper une place importante (dans)
43
iemand triestig/ gelukkig/... maken
rendre quelqu'un triste/ heureux/....
44
iets anders
autre chose
45
trouwens, overigens
d'ailleurs
