voc 2 Flashcards
(50 cards)
1
Q
nihil/non ad rem pertinere
A
niet uitmaken
2
Q
latine scire
A
latijn kennen
3
Q
eruditus
A
geleerd
4
Q
deicere
A
neerwerpen
5
Q
dumtaxat
A
louter, slechts
6
Q
consilium suscipere
A
een besluit nemen
7
Q
discedere
A
weggaan
8
Q
probare
A
goedkeuren
9
Q
in actore legato
A
bij de uitvoering van het testament
10
Q
legatum
A
testament
11
Q
proponere
A
voorleggen
12
Q
artifex
A
vakman
13
Q
agere
A
een rechtszaak aanspannen
14
Q
aestimatio
A
schatting
15
Q
effundere
A
vergieten
16
Q
viator
A
reiziger
17
Q
mollis
A
zacht
18
Q
gemma
A
edelsteen
19
Q
pistor
A
bakker
20
Q
panis
A
brood
21
Q
in/per dies singulos
A
dagelijks
22
Q
tenere
A
aansprakelijk stellen
23
Q
taberna
A
winkel
24
Q
dispar
A
ongelijk
25
praeponere
aanstellen
26
dominicus
van de eigenaar
27
aequalis
even groot
28
portio
aandeel
29
merx
handel
30
merere
verdienen
31
proprius
eigen
32
abuti
misbruiken
33
obligatio
verbintenis
34
extraneus
een vreemde
35
recte
terecht
36
originem sumere
voortvloeien uit
37
pertinere ad
betreffen
38
posteaquam
nadat
39
invadere
binnendringen
40
augere
vermeerderen
41
cavere
bepalen
42
bona
goederen
43
heres
erfgenaam
44
dimidius
half
45
repellere
uitsluiten
46
artificium
ambacht
47
discere
leren
48
necessitas
noodzaak
49
negotium
handel
50
varietas
verandering