W8 colleges Flashcards

(49 cards)

1
Q

Temperament

A

predispositie voor gedrag. Aangeboren neiging voor omgaan met de wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 typen temperament Thomas & Chess

A
  1. Gemakkelijk: 40%. Blij, makkelijk getroost, regelmatig eet en slaap patroon.
  2. Traag opwarmend: 15%. Tijd nodig voor aanpassing nieuwe situaties.
  3. Moeilijk: 10%. Reageert bozig, moeite aanpassing.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Continuïteit/discontinuïteit ontwikkeling temperament

A

Continuïteit tot kindertijd: temperament baby voorspelt temperament kind

Discontinuïteit volwassen: temperament baby ongerelateerd aan aanpassing volwassenheid.
> Enige Big 5 trekken gerelateerd.

Omgevingsinvloed: temperament is niet enige voorspelller: bv gedragsproblemem met makkelijk temperament

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Rothbart alternatief dimensioneel model voor temperament: beschrijf de 3 dimensies

A
  1. Extraversie (surgency): actief/zelfverzekerd/energiek. Positieve benadering nieuwe situaties. Plezier uit sociale interacties.
    (babytijd)
  2. Negatieve emotionaliteit: verdrietig/angstig/prikkelbaar. Moeilijk te troosten. Moeite nieuwe situaties.
    (babytijd)
  3. Zelfregulatie: aandacht richten/verplaatsen en inhiberen van gedrag.
    (vanaf Peutertijd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke van de dimensies van Rothbart is pas vanaf peutertijd zichtbaar?

  1. Extraversie
  2. Negatieve emotionaliteit
  3. Zelfregulatie
A

Zelfregulatie (rond 3 jaar snelle ontwikkeling zelfcontrole)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Temperament meetmethode: welke 3 condities?

A

Creëren van situaties die angst, woede en vreugde uitlokken en observeren hoe peuters zich gedragen in deze situaties.

  1. Angst-opwekkende conditie: kind in kamer met eng speelgoed
  2. Woede-opwekkende conditie: kind in autostoel en frustratie meten
  3. Uitbundigheid-opwekkende conditie: kind vermaken met poppen, terughoudendheid en lachen meten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verlegen temperament: percentage, beschrijf hoe ze zijn bij mensen, wat positieve en negatieve kenmerken zijn

A

1 op 5 (20%)

Terughoudend bij nieuwe mensen en situaties.

  • Positief: vroeg teken van bewustzijn en geen discipline problemen.
  • Negatief: angstigheid kan behouden worden tot volwassen leeftijd, sociale problematiek.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Typische latere ontwikkeling en problematiek van kinderen met verlegen temperament

A
  • Risico internaliserende problematiek door sterke focus op bedreigende stimuli
  • Angst neemt gewoonlijk af met de leeftijd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe kunnen ouders het beste omgaan met een verlegen temperament?

A

Niet overbeschermen. Kind uitdaging bieden en aanmoedigen tot exploratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uitbundig temperament: beschrijf

A

On-angstig bij nieuwe mensen en situaties.

  • Positief: blij, onbevreesd, extravert en avontuurlijk
  • Negatief: bewustzijnsproblemen, hoger risico op gedragsproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Problemen met de ontwikkeling van bewustzijn en een hoger risico op latere “acting out” gedragsproblematiek is typisch voor … temperament

  1. Verlegen
  2. Uitbundig
A

Uitbundig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kunnen ouders het beste omgaan met een uitbundig temperament?

A
  1. Geen macht gebruiken: schreeuwen/slaan
  2. Gevoelig en liefdevol ouderschap
  3. Rustig redeneren wanneer het kind ‘zeurt’
  4. Time-outs voor opstandig gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Uitbundig temperament kan op latere leeftijd leiden tot

  1. Externaliserende problemen
  2. Internaliserende problemen
A

1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verlegen temperament kan op latere leeftijd leiden tot

  1. Externaliserende problemen
  2. Internaliserende problemen
A

2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Goodness of fit

A

Passendheid van persoon bij diens omgeving. Een goede ouderschap is aangepast op het temperament van het kind.

> Verlegen kind in rustige omgeving
Actief kind kans tot verkenning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke van deze insinueren mogelijke problemen van peuters?

  1. Snel shiften
  2. Boosheid
  3. Ongeduld
  4. Makkelijk verdrietig
  5. Moeite stil zitten
  6. Niet delen van speelgoed
  7. Niet volgen met ogen
  8. Geen interesse in nieuwe objecten
  9. Geen blije geluiden
  10. Geen reactie op naam
  11. Lijkt ontevreden zonder goede reden
A

7 tm 11.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Is het normaal in de kinderjaren om te zoeken naar grenzen van gedrag?

A

Ja. Uitbarstingen en luisterproblemen zijn typisch, maar 1 op 3 ouders zien dit als gedragsproblemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Emotionele ontwikkeling jaar 1

A

Primaire emoties treden op zoals vreugde, angst en woede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Emotionele ontwikkeling jaar 2

A

Emoties worden complexer. Zelfbewuste emoties, zoals trots en schaamte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Emotionele ontwikkeling en de ontwikkeling van bewustzijn zijn belangrijk voor …

A

Socialisatie. Hierdoor wordt ongewenst gedrag minder vertoond en leert het kind diens gedrag te reguleren.

21
Q

Individuele verschillen in zelfregulatie zijn grotendeels te verklaren door …

A

Genen (temperament).

1 - Verbetering 2-4 jaar
2 - Angstig-geïnhibeerde kinderen gehoorzamer
3 - Meisjes gehoorzamer
4 - Stabiel tussen 1 en 4 jaar -neiging blijft stabiel in vergelijking

Het onderzoek van Kochanska et al. (2001) richtte zich op de internalisatie van morele regels bij jonge kinderen, en hoe dit samenhangt met temperament, leeftijd, en geslacht. Het doel was om te begrijpen in welke mate kinderen regels van hun moeder opvolgen wanneer er geen externe controle (zoals toezicht) is, en hoe dit zich ontwikkelt over tijd.

22
Q

Beschrijf Kochanska et al onderzoek internalisatie regels. Welke jaren zie je verbetering, wie is gehoorzamer en hoe stabiel is de neiging?

A

Meet zelfregulatie

Het onderzoek van Kochanska et al. (2001) richtte zich op de internalisatie van morele regels bij jonge kinderen, en hoe dit samenhangt met temperament, leeftijd, en geslacht. Het doel was om te begrijpen in welke mate kinderen regels van hun moeder opvolgen wanneer er geen externe controle (zoals toezicht) is, en hoe dit zich ontwikkelt over tijd.

1 - Verbetering 2-4 jaar
2 - Angstig-geïnhibeerde kinderen gehoorzamer
3 - Meisjes gehoorzamer
4 - Stabiel tussen 1 en 4 jaar -neiging blijft stabiel in vergelijking

23
Q

Marshmallow test, en waarom het niet gerepliceerd is

A

Je kan marshmallow eten of wachten om er twee te krijgen. Origineel onderzoek stelt dat dit wilskracht/zelfregulatie meet.

!!! NIET GEREPLICEERD: SES verklaart de verschillen, mogelijk omdat kinderen met lage SES minder gemotiveerd zijn om te wachten omdat het dagelijks leven minder garanties biedt

24
Q

Verbanden temperament en big 5

A

Extraversie - E
Negatief affect - N
Zelfregulatie - C

25
Wanneer is de persoonlijkheid gevormd?
De basis van de persoonlijkheid ligt in de kindertijd, maar het is een lange verdere ontwikkeling
26
Correlaties karakter vroege kindertijd en volwassenheid is gemiddeld ...
Klein
27
Correlaties karakter lagereschool jaren en volwassenheid is gemiddeld ...
Matig Sommige aspecten stabiliseren pas in de adolescentie of volwassenheid
28
Rangorde consistentie persoonlijkheidskenmerken
Consistentie neemt toe met leeftijd tot ongeveer 50 jaar, waarna weinig verandering. Consistentie vrij laag met kinderen > r = .60 tussen meetmomenten van 20-30 jaar verschil
29
Volwassenheidsprincipe persoonlijkheid
- N, + V en + C met leeftijd. > Grootste verandering: Adolescentie naar Middenvolwassenheid door werk en verantwoordelijkheden. Hierna minder veranderingen, afhankelijk van levensgebeurtenissen
30
Big 5 ... en ... correlreren met mentale/fysieke gezondheid
+C en -N
31
Big 5 ... en ... correlreren met betere reactie op en omgang met gebeurtenissen
+V en -N
32
Welke Big 5 kenmerken voorspellen levensduur bij mannen en vrouwen?
Mannen: +C en +O Vrouwen: -N en +V
33
Ontwikkeling zelfbeeld 0 tot 2 jaar: wanneer kunnen kinderen zichzelf onderscheiden van de wereld, joint attention, zelfherkenning en een categorisch zelf bezitten?
> 0-2mnd: geen zelfbesef. Impliciet zelfbesef ontwikkelt via lichaamswaarneming/interactie > 2-3mnd: Begin onderscheid zelf en wereld > 6-12mnd: Joint attention > 18mnd: Zelfherkenning (visueel zelf herkennen als los individu) > 18-24mnd: Uniek fysiek en categorisch zelfbesef. "ik" en "mijn" gebruiken.
34
Rouge test (spiegeltest)
Markering op gezicht plaatsen en kijken of kind eigen gezicht aanraakt wanneer in spiegel gekeken wordt > vanaf 18 maanden slagen kinderen hierin. Afhankelijk van ervaring met reflecties.
35
Hoe beschrijven kleuters hun zelfbeeld?
Concrete en fysieke descripties. Prestaties, voorkeuren, bezittingen etc. > Vanaf 8 jaar is dit gebaseerd op psychologische kenmerken en interne kwaliteiten
36
Hoe beschrijven 8+ jarigen zichzelf? (zelfbeeld)
> Kwaliteiten dmv Persoonlijkheidskenmerken (ik ben lief en sportief) > Sociale identiteiten (ik zit in groep 4 in de aapjesklas) > Sociale vergelijking om zelf te evalueren (ik kan het beter dan X)
37
Zelfbeeld ontwikkelt van de kindertijd tot ... en wordt
Adolescentie. 1. Fysiek naar Psychologisch 2. Concreet naar Abstract (ik hou van voetbal wordt ik ben eerlijk/liberaal) 3. Meer Gedifferentieerd (je zelf wordt afhankelijk is van de sociale context) 4. Coherenter en geïntegreerder (inconsistenties in zelfbeeld opmerken en integreren) 5. Meer reflectie hierover (zelfbewuster)
38
Identiteitsvorming jongvolwassenheid Marcia (1966)
Classificeert 4 identiteitsstatussen op basis van identiteitscrisis en verbintenissen. Crisis = reden om na te denken erover, verbintenissen = verbinden van identiteit met iets. 1. Identiteitsspreiding (Niks) 2. Moratorium (C) 3. Vroegtijdig afslutien (V) 4. Identiteitsverwerving (C + V) (c = crisis, v = verbinding)
39
Beschrijf 4 soorten identiteit Marcia: 1. Identiteitsspreiding 2. Moratorium 3. Vroegtijdig afsluiten 4. Identiteitsverwerving
1. Identiteitsspreiding (Niks). B.v. "ik heb er niet over nagedacht en weet niet wat ik geloof" 2. Moratorium (C) B.v. "Ik denk er over na en weet nog niet wat ik geloof" 3. Vroegtijdig afsluiten (V) B.v. "Ik heb er niet over nagedacht en geloof dit. Dat hoort gewoon zo" 4. Identiteitsverwerving (C + V) B.v. "Ik heb er over nagedacht en dit is wat ik geloof"
40
Adolescenten zijn meestal in de ... fase 1. Moratorium 2. Vroegtijdig afsluiten (Foreclosure) 3. Identiteitsspreiding (Diffusion) 4. Identiteitsverwerving (Achievement)
3. Vanaf ~20 jaar zijn er meer in het identiteitsverwerving stadium, blijft stijgen.
41
Wat doet het bereiken van de identiteitsverwerving fase voor een persoon?
1. Psychologisch welzijn beter 2. Eigenwaarde toename 3. Complexer denken over morele en sociale vraagstukken 4. Acceptatie van anderen en coöperatie daarmee
42
3 factoren die positief van invloed zijn op identiteitsformatie, dus leiden tot een vroege identiteitsformatie
1. Cognitieve ontwikkeling: formeel operationeel, complex en abstract denken. Actieve informatieverwerving. 2. Persoonlijkheid: -N, +O, +C 3. Relatie met ouders: - Genereerd/afgewezen: vast in identiteitsspreiding - Te beschermend: vroegtijdig afsluiten - Warm/democratisch: moratorium + identiteitsverwerving
43
Ouder-kind relatie invloed op de identiteitsformatie
- Genereerd/afgewezen: vast in identiteitsspreiding - Te beschermend: vroegtijdig afsluiten - Warm/democratisch: moratorium + identiteitsverwerving
44
Mogelijke aanvullende factoren die invloed hebben op de identiteitsformatie
1. Ontdekkingskansen: in aanmerking komen met nieuwe ideeën etc. leidt tot moratorium 2. Cultuur/historie: seksuele identiteit LHBTQIA+, en - Industriële: verschillende mogelijkheden en ontdekking leidt tot identiteitsverwerving - Traditionele: aannemen volwassen culturele rol leidt tot vroegtijdig afsluiten
45
Midlife crisis Levinson en welke typen conceptualisaties te onderscheiden zijn
Theorie over stressvolle periode tussen 40 en 45 jaar door evaluatie van leven. Niet goed ondersteund. Conceptualisaties: - Sterke: Universeel voor middenleeftijd. Unieke overgang die emotioneel zwaar is. - Gematigde: Normatief voor middenleeftijd. Moeilijk, maar niet moeilijker dan andere fase transities. - Lage: Midlifecrisis is niet universeel, afhankelijk van individuele omstandigheden
46
Midlife vragen ipv midlife crisis:
De conceptualisaties van midlife crisis houden geen stand. Het is meestal een reactie op levensgebeurtenissen en komt vaker voor bij mensen met +N of eerdere crisis. Het is dus niet universeel of biologisch.
47
Welke factoren zijn positief van invloed op het behoud van een positief zelfbeeld van ouderen?
1. Vermindering afstand ideale zelf en ware zelf 2. Realistischere doelen en standaarden 3. Neerwaartse sociale vergelijking ipv met jongere mensen 4. Vermijden van stereotype.
48
Volwassenheidsprincipe persoonlijkheid vindt vooral plaats tussen leeftijdsgroepen ...
Adolescentie en middenvolwassenheid, door (werk) verantwoordelijkheden
49
Wanneer leren kinderen zelfbewuste emoties?
Tijdens hun 2e jaar