Week 1 Flashcards
(12 cards)
Empirisme
Omvat het gebruik van bewijs van de zintuigen of van instrumenten die de zintuigen helpen als basis voor conclusies.
De empirische cyclus in stappen:
- Observatie
- Theorie (inductie), hypothese
- Voorspelling (deductie)
- Toetsing
- Evaluatie
Kastheorie van moeder-kind gehechtheid
Stelt dat een moeder waardevol is voor een baby zoogdier, omdat ze een bron van voedsel is.
Contact-comfort theorie
Stelt dat baby’s zich aan hun moeder hechten door de warmte en zachtheid die moeders uitstralen.
Falsifieerbaarheid
Het vermogen van psychologische theorieën, hypothesen of uitspraken om getest en eventueel weerlegd te worden door middel van wetenschappelijk onderzoek.
(Norm) universalisme
Wetenschappelijke beweringen worden beoordeeld op hun verdienste, onafhankelijk van de referenties of reputatie van de onderzoeker.
(Norm) gemeenschappelijkheid
Wetenschappelijke kennis wordt gecreëerd door een gemeenschap en de bevindingen behoren toe aan de gemeenschap.
(Norm) Belangeloosheid
Wetenschappers streven ernaar om de waarheid te ontdekken, wat die ook is, ze worden niet beïnvloed door idealisme, overtuiging, politiek of winstbejag.
(Norm) georganiseerde scepsis
Wetenschappers trekken alles in twijfel, inclusief hun eigen theorieën.
Toegepast onderzoek
Wordt gedaan met een praktisch probleem in gedachten en de onderzoekers voeren hun werk uit in een lokale, levensechte context.
Fundamenteel onderzoek
Richt zich op het vergroten van de algemene kennis over een bepaald onderwerp, in plaats van op het aanpakken van een specifiek, praktisch probleem.
Translationeel onderzoek
Lessen uit fundamenteel onderzoek gebruiken om toepassingen in de gezondheidszorg, psychotherapie of andere vormen van behandeling en interventies te ontwikkelen en te testen.