Week 2 Flashcards

(106 cards)

1
Q

Waar wordt naar gevraagd op de seh bij verdenking op # ?
welke lo wordt uitgevoerd?
Welk ao wordt aangevraagd?

A

anamnese: trauma mechanisme, beweeglijkheid, pijn, beroep & dominante hand, vg.
Lo: kijken: afwijkende stand, actief laten bewegen.
voelen: neurovasculair (evt. echo) & functie bepaling.
ao: röntgenfoto in twee richtingen, laag drempelig CT, zeer uitzonderlijk MRI voor welke delen afwijkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe ontstaat een fat pad sign wat betekent het?

A
  1. Door een bloeding in het gewricht wordt het kapsel opzij geduwd.
  2. posterior= letsel, anterior is soms fysiologisch aanwezig. Bij onduidelijkheid CT.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe beoordeel je een röntgen foto van de pols?

A

1) palmair tiIt: 11 °
2) radial tilt: 23° ( proc. radii & distale radius punt)
3) Radial length: 10 mm
4) ulmaire variantie: 0 - 2 mm → vergelijk met intacte zijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Welke luxatie # van de onderarm ken je?
  2. Hoe ontstaan deze?
  3. Wat behandel je eerst?
A
  1. galeazzi #: radius breuk & distale ulna luxatie (DRU), er moet een TFCC ruptuur aanwezig.
    monteggia # : proximale radius kop luxatie & (1/3 prox.) ulna #
    Essex -lopresti # : prox. radius luxatie & lat. ulna luxatie, met een breuk van het membrana interossi (komt het minst voor, meeste kracht nodig).
  2. Val op uitgestrekte arm.
  3. Als het fractuur wordt opgelost,wordt de luxatie automatisch goed getrokken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar is de AO- classificatie op gebasseerd?

A

Welk bot? Locatie in het bot? ?kracht inwerking?

A = eenvoudig; B = wedge; C = complex;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een colles#?

A
  1. Distale radius#
  2. val op uitgestrekte arm met pols in dorso flexie.
  3. bajonet stand = stand naar dorsaal.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een smit #?

A

Een distale radius #, waarbij de stand naar palmair is. Dit komt door een val waarbij de pols in flexie was.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een bartons #?

A

Intra articulaire distale radius #.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een antebrachie #?

A

De ulna d radius zijn tegelijkertijd gebroken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welk fractuur zorgt voor pijn bij proneren/supineren?

A

Een radius kop #. Na val op arm in lichte flexie & pronatie. Op de röntgen foto is een fat pad sign aanwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer kan een onderarm # conservatief behandeld worden?

A
Als na de repositie:
• <10° kanteling in elke richting.
• < 5 mm verkorting radius tov. ulna
• < 2mm intra-articuliare step-off.
Er moet wel geopperdeerd worden bij onjuiste stand na repositie of een instabiele #. Bij >65 jr moet men terughoudend zijn met opereren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke operatieve behandelingen zijn mogelijk bij een onderarm #?

A
k-draden → eenvoudige # & bij kinderen. grootste nadeel: stijfheid; 
fixateur externe → zeer communitieve # met slechte weken delen;
open repositie (ORIF) → oefenen post_operatief & anatomische repositie;
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een zondags armpje? Hoe behandel je het?

A

radius kop luxatie; druk geven tijdens pronatie & supinatie.

komt alleen voor bij kinderen < 5jr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar staat PRUG voor?

A

Proximale Radiaal UInair Gewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar staat DRUG voor?

A

Distaal Radiaal ulnair gewricht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke spieren gebruik je voor pronatie?

A

m. pronator teres

m. pronator quadratus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

welke spieren gebruik je voor supinatie?

A

m. supinator & m. biceps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waardoor is er geen supinatie & pronatie mogelijk?

A

Synostose tussen de radius en de ulna.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is een epicondiylitis lateralis?

A

pees ontsteking in de origo van de extensoren. Ook wel een tennis elleboog genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een golfers elleboog?

A

Epicondiylitis medialis, pijn in de origo van de flexoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de behandeling van een epicondiylitis?

A

80-90% herstelt met een conservatieve behandeling:
verkoeling, NSAID’s, fysiotherapie, infiltratie (corticosteroïden & Lidocaine voor de diagnose stelling).
10% heeft een operatieve behandeling nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een corpus libium?

A

Een gewrichtsmuis, dit geeft slotklachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is TFCC & waar dient het voor?

A
  • Triangular fibro-cartilagineus complex

* 80% van de stabiliteit van het DRU gewricht, & een meniscus op de ulna.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is verantwoordelijk voor 20% van de stabiliteit van het DRU gewricht?

A

sigmoid notch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Waar is drukpijn op de fovea verdacht voor?
TFCC laesie. | Overige bevindingen: TFCC grinding test +, toename DRU laxiteit.
26
Wat is een SL-lesie? LO? AO? Behandeling?
= scheur in het ligament tussen lunatum a scaphoïd. LO: drukpijn I cm boven het tuberkel van lister; vinger extensie test +; watson test +; AO: röntgenfoto gebalde vuist: >3mm= verdacht; >5 mm bewezen (sl-interval); Ook een laterale polsfoto maken. Behandeling: acuut (<6wk): k-draden; >6 weken, geen DISI: kapsel plastiek.
27
Wat is een DISI?
= Dorsal intercalated segment instability, komt voor bij SL lesie. kanteling van het lunatum van 80° zichtbaar op laterale pols foto. Behandeling 6 wk: ingewikkelde peesplastiek (Brunelli).
28
waar is drukpijn op de snuifdoos kenmerkend voor?
Scaphoïd #. val op pols in extensie. LO: asdrukpijn 1e straal, pro/supinatie pijn tegen weerstand, pijn bij actieve ulnaire deviate; Mogelijk ook m. de quervain
29
wat is de behandeling van een scaphoid# of een verdenking daarop?
* goede stand: gips; | * veplaatst of proximale pool aangedaan: operatief
30
Waar kan artrose in de pols door komen?
Door trauma is de cadans, in de hand botjes weg. SLAC: SL lesie SNAC: scaphoid non-union
31
Wat zijn de typische kenmerken van een duim basis artrose?
* pijn radiale zijde pols, drukpijn CMC 1 , * positieve grinding test, * exostose / zigzag deformiteit.
32
Hoe behandel je duimbasis artrose?
conservatives of operatief ( trapezium verwijderen)
33
Wat is de definitie van osteomyelitis?
Een ontstekingsreactie van het gehele bot door een infectie met een micro-organisme.
34
Welke twee verschillende soorten osteomyelitis zijn er?
``` Directe route (niet-hematogeen) Indirecte route (hematogeen) ```
35
Welke plekken zijn at risk voor een osteomyelitis?
Plekken met een trage bloedstroom (bijv. metafyses). Op plekken waar eerst een contusie was (locus restentiae). Door de weinige bloedtoevoer kan het immuunssyteem niet snel genoeg optreden. Hierdoor treden de bacterien binnen in de osteoblasten en vormen ze een glycocalix coating.
36
Wat is de pathologie van osteomyelitis?
Chemotaxis van polymorfonucleaire leukocyten. Hierdoor ontstaat er interstieel oedeem waardoor de bloedvaten worden dichtgedrukt. Hierdoor ontstaten een zone van necrotisch bot.
37
Wat is een infolucrum?
nieuw bot rondom de ontsteking (gemaakt door het periost)
38
Wat is een sekwester en hoe ontstaat het?
Het is dood bot, het ontstaat door onvoldoende vascularisatie.
39
Wat zijn RF's voor een hematogene osteomyelitis?
* Endocarditis * Intravasculaire hulpmiddelen * Orthopedische implantaten * I.v. drugsgebruik * Hemodialysis * Sikkelcel ziekte
40
Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen een acute - en een chronische - osteomyelitis?
Acuut: 2-3 wkn; micro-organismen; infiltraten van neutrofielen; trombosering en stuwing van bv. Chronisch: necrotisch bot (afw. osteocyten); granulatie en fibreus weefsel vervangt bot.
41
Wat zijn de diagnostische kenmerken van osteomyelitis?
* Koorts en lokale pijn. * Verhoogd BSE, CRP en leukocytose met links verschuiving * 1e twee weken geen radiologische bevindingen, daarna: holtevorming, periostale botvorming. Daarna sekwesters en sclerose * Fistulografie en bacterien kweken
42
Wat zijn de verwekkers van een hematogene osteomyelitis bij volwassenen?
> 50% s. aureus; 30% aerobe gram-negatieve staven. Drugsgebruikers: peseudomonas aeruginosa en candida albicans Immuungecompromiteerd: aspergillus spp.
43
Wat zijn de verwekkers van een non-hematogene osteomyelitis?
> 50% s. aureus (ook MRSA) Aerobe gram-negatieve staven Coagulase negatieve staphylococcen
44
Wat zijn de namen van de carpaIia?
scaphoid, Lunatum, triquetum, pisiforme, Trapezium, trapezoideum, capitatum, hamatum. van proximaal naar distaal. Begint bij de duim: some lovers try positions that they can't handle.
45
In welke 4 groepen kan je de ligamenten van de pols opdelen?
1) onderarm-carpus 2) ligamenta intercarpea 3) Ligamenta carpometacarpea 4) ligamenta metacarpea
46
Wat is de andere naam van de carpaal tunnel?
retinacalum flexorum
47
welke spieren lopen ventraal in de onderarm?
de flexoren
48
waar lopen de korte flexoren heen?
van epicondylus medialis naar de basis van de meta carpalia. | = flexie pols
49
1) Welke twee soorten pulleys heb je? | 2) Waar is het verschil op gebasseerd?
1) annulare & cruciate | 2) het verloop van de pees vezels.
50
welke structuren gaan door de carpale tunnel?
``` 10 structuren: • n. medianus • m. flexor pollicis longus • m. flexor digitorum superficialis 4x • m. flexor digitorum profundus 4x ```
51
Waar lopen de extensoren onder door?
retinacalum extensorum
52
welke 3 pezen hebben hen eigen peerschede/ compartiment?
1. Extensor carpi ulnaris 2. Extensor digiti minimi 3. Extensor pollicis Iongus
53
waar zorgen de vinculae tendinae voor?
Het los bewegen van de vingers.
54
wat zijn de intrinsieke hand spieren?
* Thenar → * Hypothenar → * m. opponens → duim naar de pink brengen * m. Lumbricales → geen aanhechting op botten. van: digitarum profun dus naar extensoren. Flexie pols deextensie vingers tegelijkertijd.
55
Wat innerveert de n. medianus?
de flexoren van de duim, wijsvinger en middelvinger.
56
waar worden de flexoren van de ringvinger pink door geinnerveerd?
n. ulnaris (ook de intrinsieke hand spieren)
57
Wat innerveert de n.radialis?
De Extensoren
58
Welke spieren zijn er grofweg aanwezig in het oppervlakkige volaire compartiment?
``` De flexoren (Pronater teres, flexor carpi radialis, palmaris longus, flexor carpi ulnaris, flexor digitorum superficialis) ```
59
Welke spieren zijn er grofweg aanwezig in het diepe volaire compartiment?
De flexor digitorum profundus Flexor pollicis longus Pronator quadratus
60
Welke spieren liggen grofweg in het dorsale compartiment?
``` De extensoren (extensor digitorum communis, extensor digtorum minimi, extensor carpi ulnaris, supinator, abductor pollicis longus, extensor pollicus brevis/lngus, extensor indicis proprius) ```
61
Welke spieren zijn in het mobile wad aanwezig?
Brochioradialis Extensor carpi radialis longus extensor carpi radialis brevis
62
Wat zijn de typische klachten van een compartiment syndroom?
* Zeer pijnlijk, geen doorbloeding; stijve arm. | * Pijn bij aanspannen of op rek brengen van spieren binnen een compartiment
63
Wat is een skiduim?
Het ligament is gescheurd aan de ulnaire zijde van de duim.
64
Wat is morbus de quervain?
M. is een peesschede ontsteking van het eerste segment. Dit zijn de volgende pezen: m. extensor pollicis brevis en de m. abdeuctor polllicis longus. Pijn in de snuifdoos.
65
Wat is de begrenzing van de snuifdoos?
Dorsaal: extensor pollicis longus (3e extensor loge) Palmair: abductor pollicis longus en de extens pollicis brevis (1e extensor loge)
66
Wat zijn de typische klachten van een carpel tunnel syndroom?
*Pijn s' nachts gaat los bij het schudden van de hand. *Tinteling duim tot middelvinger *Verminderd gevoel van de vinger *Thenar is verzwakt Behandelen door reticulum doornemen, ook aponeurose palmaris door.
67
Wat is er aan de hand bij m. dupuytren?
Verlittekening van de palmaire aponeurose. | Hierdoor komt 1 vinger naar voren te staan, door verkorting van de pezen.
68
Wat is een triggervinger?
Een peesontsteking, hierdoor kan de pees niet door de peesschede heen. Kan wel buigen maar niet strekken. Behandeling: corticosteroiden injectie, A1 doornemen (als perongeluk A2 doornemen is bowstring).
69
Hoe kan je de zenuwletstel tesen van de FDS, FDP, FPL en thenar?
FDS: andere vingers vasthouden FDP: eindkootje buigen, ander kootje vasthouden FPL: duim vasthouden Thenar: tegendruk leveren
70
Wat is de behandeling van een osteomyelitis?
* spoelen * Breedspectrum antibioticum in hoge dosering * langdurige ab o.b.v. gevoeligheidsspectrum * radiologische en LAB controles
71
Wanneer is de incidentie van septische artritis het hoogst?
50% <2 jaar | Grote gewrichten het meest aangedaan (heup 35% en knie 35%)
72
Wat is de presentatie van septische artritis?
* Koorts * geirriteerd * Bonnetse stand * Pijnlijk been, wil niet belasten en heeft pijn tijdens het verschonen.
73
Wat zijn de Kocher criteria?
Voor septische artritis: 1. niet belasten aangedane zijde 2. Bezinking > 40 3. Koorts > 38.5 grad C 4. Leukocyten >12 score: 0=<0.2%; 1=3%; 2=40%; 3=93%; 4=99% kans
74
Wat zijn de complicaties van een septische artritis?
* Gewrichtscontractuur * Heupluxatie * Groeistoornissen * Beenlengteverschil * Verandering van looppatroon * Osteonecrose
75
Wat zijn de typische kenmerken van reumatoide artritis?
* symmetrische, inflammatoire polyarthritis * Chronisch * Langdurige ochtendstijfheid * verhoogd BSE * reumafactoren * Ontstekingsverschijnselen in het gewricht aanwezig
76
Wat is de pathologie van RA in het gewricht?
* synovitis * pannus vorming (kraakbeen vervangen door granulatieweefsel) * Aantasting kraakbeen * Aantasting bot -> osteoporose botuiteinde; ossale collaps; cystevorming; * Aantasting ligament -> luxaties
77
Welke handafwijkingen zijn zichtbaar bij LO bij RA?
* Subcutane noduli * Ulnaire deviatie van de vingers * Synovitis * Boutonniere deformiteit * Swanneck deformiteit Alleen bij functioneel probleem een operatie, silverring splints om deformiteit te corrigeren.
78
Wat is een Swanneck deformiteit?
Hyperextenise PIP, flexie DIP.
79
Wat is een Boutonniere deformiteit?
Flexie PIP, hyperextensie DIP.
80
Welke afwijkingen kan je bij RA zien op de voet?
* Platvoet * Bunion * Hamertenten * Noduli * Hallux valgus * Callus onder de metatarsalen, door subluxaties van de MCP's
81
Wat is de behandeling van RA bij de enkel-voet?
* conservatief: schoenaanpassingen * operatief: clayton procedure -> de MCP's eruit triple artrodese voor het aangedane gewricht.
82
Wat is er duidelijk zichtbaaar bij de knie bij RA?
Typische valgusstand
83
Wat is de andere naam van jicht? En waar is deze op gebasseerd?
artitis urica | Het is een ontstekingsreactie op uraatkristallen
84
Wat zijn de verschillende stadia van jicht?
Asymptomatische hyperuricaemie -> acute jicht (mono artritis) -> chronische jicht (poly artitis).
85
Wat is de pathogenese van jicht?
er is een te hoge purinesythese -> verhoogd urinezuur aanwezig -> kan niet worden uitgescheiden door nieren en darmen -> overig wordt omgezet in urinezuur. De urinezuur slaat neer in de gewrichten -> macrofagen probeert dit te fagocyteren -> lukt niet, valt uit elkaar -> ontsteking (IL-1 betrokken)
86
Wat is het klinische beeld van een acute jichtaanval?
* koorts tot 40 grad celsius * leukocytose * verhoogd CRP en BSE
87
Wat is het klinische beeld van chronische jicht?
* poly-articulair * tophi * progressieve gewrichtsdestructie
88
Wat is de voorkeursplek van jicht?
MTP-1
89
Wat is er met beeldvorming te zien? (Jicht?)
* Erosies (met punched out laesies) * tophus * Dubble contour sign
90
Hoe behandel je een acute jicht aanval?
* rust en ijspakkingen * NSAIDS of prednisolon stootkuur * Colchicine 2-3 dd 0,5 mg * Intra-articulaire corticosteroiden
91
Wanneer start je met een urinezuurverlagende therapie?
* >3 aanvallen per jaar * tophi * Erosieve schade
92
Welke urinezuurverlagende therapie heb je?
Xanthine-oxidase remmers -> allopurinol (contra-indicatie: acute aanval) Benzbromaron: hogere uitscheiding
93
Wat is CPPD en waar komt het door?
* Pseudo jicht / chondrocalcinose | * Acute artrisis door calcium- pyrofosfaatkristallen
94
Wat zijn risicofactoren voor CPPD?
* oudere vrouw * pre-existente artrose/chondrocalcinose * lichamelijke stress
95
Wat is zichtbaar op de beeldvorming bij CPPD?
depositie van calciumzout in of op intra-articulair kraakbeen
96
Wat is nociceptieve pijn?
Pijn die komt door weefselschade.
97
Wat is neuropathische pijn?
Pijn die komt door zenuwschade.
98
Wat is sensitizatie?
Het gevoeliger worden voor de pijn prikkels door intense,herhaalde of langdurige stimuli. Door verlaging van de activatie drempel van afferente nocireceptoren & verhoogde vuurfrequentie voor alle stimulus intensiteiten.
99
Welke 2 soorten primaire sensore afferente neuronen heb je?
• A-delta: gemyeliniseerde kleine dm vezels directe, scherpe pijn in Ligamenten & spieren • C- vezels: ongemyeliniseerde kleine dm vezels langdurige doffe pijn in het gewrichtskapsel, synovium & spieren
100
Wat is de pijngrens bij opname?
4.
101
Hoe behandel je de nociceptieve pijn?
stap la: paracetamol 1b: NSAID's 1c: paracetamol + NSAID's 2: evt. zwak werkende opioide 3: evt. sterk werkende opioide 4: parentale toediening van opioide
102
Wat is fibromyalgie?
= chronisch pijn syndroom= tendyomyalgene pijn Ze voelen meer pijn dan aanwezig is. epidemiologie: 30 -50 ir ; v:m= 8:1 anamnese: aard pijn; uitgebreidheid pijn; intensiteit pijn; functionele beperking; Lo: tender points
103
Is COX-1 of COX-2 induceerbaar?
COX-2
104
Wat is de voornaamste functie van COX-2?
inflammatoir: macrofagen, synoviocyten & endotheelcellen.
105
moet je iemand met een cardiovasculaire problemen Cox-2 geven?
nee
106
Welke bewegingen maken het scaphoideum en het os lunatum bij een SL letsel?
Scaphoideum: flexie Lunatum: extensie