week 6 Flashcards
(22 cards)
doelen behandeling
- curatief
- palliatief
- preventief
chirurgie termen
- operabiliteit: conditie van patiënt, is patiënt in staat de operatie aan te kunnen?
- respectabiliteit: technische aspecten van tumor verwijdering, is tumor te verwijderen?
soorten systemische therapie
- chemotherapie
- immunotherapie
- hormonale therapie
- radiotherapie
verschillende soorten therapie (tijdstip therapie)
- adjuvante therapie: nabehandeling, bijv. chemo na operatie
- neo-adjuvante therapie: voorbehandeling, bijv. chemo voor operatie
- inductietherapie: voorbehandeling, bijv. chemo voor operatie (MAAR: tumor moet primair niet resectabel zijn, is dus een poging toch de tumor te kunnen verwijderen nadat deze is geslonken)
twee soorten bestraling
- inwendige bestraling: brachytherapie
- uitwendige bestraling: lineaire versneller, fotonen (of protonen/ neutronen)
twee vormen van DNA-beschadiging
- directe route: ioniserende straling maakt DNA direct kapot, resulteert in celdood
- indirecte route: ioniserende straling valt op andere atomen, waardoor vrije radicalen ontstaan. radicalen veroorzaken DNA-schade, dit leidt tot celdood
linear energy transfer, wanneer hoog of laag?
- hoge LET: veel energie over weinig afstand, alfa-straling, directe schade
- lage LET: minder energie, minder schade, gamma-straling werkt via indirect schade door radicalen
radiogevoeligheid van tumor is afhankelijk van:
- DNA-reparatiemechanismen
- Fase in de celcyclus
- Re-oxygenatie (hypoxie)
- repopulatie
- radiosensitiviteit
verbreden therapeutische breedte
- door fractionering van de bestraling, hierdoor worden gezonde weefsels bespaard
- combinatie met chemotherapie of biologicals, vergroot de radiogevoeligheid van tumorcellen
vaststellen maligniteit/ typering en klinische stadiëring
- orgaan van origine (via beeldvorming, klachten, LO)
- histologie & differentiatie (via biopt)
- lokale uitbreiding (T)
- Regionale lymfogene uitbreiding (N)
- metastasen op afstand (M)
acute bijwerkingen radiotherapie
- huid: erythema, roodheid, schilfering
- hersenen: vermoeidheid
- rectum: diarree
- oesofagus: passageklachten
- mondholte: stomatitis
late bijwerkingen radiotherapie
- huid: hyperpigmentatie
- hersenen: fibrose, geheugenproblemen
- rectum: tekeangiëctasieën
- oesofagus: fibrose/ vaatschade, slikklachten
- Schildklier: hypothyreoïdie
- Nieren: fibrose/ vaatschade, nierfunctie achteruitgang
maatregelen om zo min mogelijk gezond weefsel te bestralen
- positionering (reproduceerbaar)
- plannings-CT maken
- doelvolumes definiëren
doelvolumes
- GTV: Gross tumor volume (zichtbare tumor)
- CTV: clinical target volume: (GTV + microscopische uitbreiding)
- PTV: CTV + marge voor adequate bestraling
PTV marge wordt bepaald door:
- beweging van organen
- reproduceerbaarheid
- hoe nauwkeurig de patiënt wordt ingesteld
technieken radiotherapie
- external beam radiotherapy
- stereotactische radiotherapie
- brachytherapie
- protonen bestraling
soorten cytotoxische middelen
- alkyleerders: alkyleren van adducten op DNA, hierdoor remming transcriptie en replicatie en dus celdood
- Platinaverbindingen: adducten en crosslinks, remming transcriptie en translatie, celdood
- Topoisomerase remmers: I zorgt voor enkelstrengsbreuken, II zorgen voor dubbelstrengs breuken
bijwerkingen cytotoxische middelen
- haarverlies
- misselijkheid/ braken
- hartspier dysfunctie
- problemen in longen, nieren, lever
- infertiliteit
- zenuwstelsel problemen
- secundaire tumoren
- dood
soorten moleculaire middelen
- monoclonal antibodies (-MAB) –> via infuus, buitenkant transmembraan
- tyrokinaseremmers (-NIB) –> via pillen, binnenkant transmembraan
tumoren die niet op cytotoxische middelen reageren
- chronische myeloïde leukemie
- niercelkanker
- hepatocellulair carcinoom
- schildkliercarcinoom
stadia van palliatieve zorg
- ziektegerichte palliatie
- symptoomgerichte palliatie
- palliatie in de stervensfase
- nazorg/ rouw
belangrijke aspecten palliatieve zorg
- ondersteuning coping
- inzicht in prognose en ondersteunende behandeling
- symptoombestrijding
- besluitvorming
- advanced care planning (behandelbeslissingen voor in de toekomst, bijvoorbeeld wilsverklaring nabestaanden, plaats overlijden, wel/niet reanimeren)