Week 6 colleges Flashcards

1
Q

Wat wordt gebruikt voor uitwendige therapie in radiotherapie?

A

Lineair versnelde stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat wordt gebruikt voor inwendige/brachytherapie in radiotherapie?

A

Gebruik van radioactieve isotopen/stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke soorten straling zijn ioniserend?

A

Cosmisch, gamma en röntgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is B-straling en wanneer ontstaat het?

A

Het zijn elektronen die ontstaan als een neutron een proton wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is gamma-straling en wanneer komt het vrij?

A

Het zijn fotonen, bij het herschikken van protonen en neutronen in de kern komt gamma-straling vrij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit bestaat alfa-straling?

A

Uit heliumkernen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een Gray?

A

J/kg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoevee ionisaties ontstaan per cel na 1 Gray?

A

10.000

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom wil je dubbelstrengsbreuken bij bestraling?

A

Dat is letaal, dan sterven de tumorcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is ioniserend vermogen?

A

Het vermogen om een elektron kwijt te raken/weg te schieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt directe stralingsbeschadiging in en welke straling veroorzaakt dit?

A

High-LET straling veroorzaakt directe DNA schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt indirecte stralingsbeschadiging in en welke straling veroorzaakt dit?

A

Low-LET straling veroorzaakt indirecte DNA schade doordat het andere atomen raakt en de radicalen die daar van af komen het DNA beschadigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke straling is high-LET?

A

alfa-straling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke straling is low-LET?

A

gamma-straling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoezo ontstaat er een schouder in de celoverlevingscurve van ongevoelige weefsels?

A

Deze schouder wordt veroorzaakt door de enkelstrengsbreuken die nog bij een lage dosis kunnen worden hersteld. Bij een hoog genoege dosis ontstaat er echter wel een lineair verband.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom wordt fractionering toegepast?

A

Dit wordt gedaan zodat het gezonde weefsel ook de kans krijgt om te overleven door ze de tijd te geven om het DNA te herstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe heet het als de fracties > 2 Gy zijn?

A

Hypofractionering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe heet het als de fracties < 2 Gy zijn?

A

Hyperfractionering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom kun je bij sommige tumoren niet met hogere doses fractioneren?

A

Omdat het omliggende weefsel te gevoelig is (hoofd-hals regio)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke 5 factoren kunnen de stralingsgevoeligheid van een tumor beïnvloeden?

A
  1. DNA herstel
  2. Redistributie van de celcyclus
  3. Reoxygenatie (hypoxie)
  4. Repopulatie
  5. Radiosensitiviteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe ontstaan hypoxische tumorcellen?

A

De tumor groeit sneller dan de angiogenese plaatsvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoeveel dubbelstrengsbreuken ontstaan er per cel door 1 Gray?

A

40 dubbelstrengsbreuken per cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat houdt acute radiatieschade in?

A

Tijdens behandeling tot +/- 3 maanden na bestraling, volledig herstel mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waarom ontstaat acute radiatieschade?

A

Snelle proliferatie: minder vermogen tot herstel van de bestralingsschade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat houdt late radiatieschade in?
Schade die 3-6 maanden na bestraling optreedt
26
Welke weefsels zijn laat reagerend op radiotherapie?
Hersenen, ruggenmerg, lever, nier. Traag delende of niet delende stamcellen
27
Waardoor komt het late manifest van late radiatieschade?
Laag manifest komt doordat het vaak vaatschade is door fibrose of fibrosevorming in zijn algemeenheid
28
Hoe kun je de therapeutische breedte van radiatiestraling breder maken?
Je geeft biologicals om de tumor gevoeliger te maken en je maakt gebruik van fractionering om het gezonde weefsel minder gevoelig te maken
29
Welke tumoren zijn radiosensitief?
Seminoom, Hodgkin's
30
Welke tumoren zijn radioresistent?
Glioblastoom, sarcoom
31
Wat is het voordeel van radiosensitieve tumoren?
Grote therapeutische ratio - Weinig dosis nodig voor controle - Weinig kans op late weefselschade
32
Wat houden radiofarmaca in?
Geneesmiddelen zijn radioactief gemaakt
33
Wat is het nut van het farmacon/de tracer bij radiofarmaca?
Het farmacon leidt de radioactiviteit tot de juiste plek, de radioactiviteit heeft het effect
34
Welke straling wordt gebruikt voor detectie?
Gamma en bèta+ straling
35
Welke straling wordt voor therapie gebruikt?
alfa- en bèta- straling
36
Welk radioactieve element wordt vaak gebruikt in de nucleaire geneeskunde?
Radioactief jodium
37
Hoe maak je water radioactief?
Water kun je radioactief maken door een zuurstof 16 atoom te vervangen door zuurstof 15
38
Hoe maak je glucose radioactief?
Glucose maak je radioactief door een hydroxyl te vervangen door een radioactieve fluor
39
Wat houdt alfa-straling in?
Radioactief verval met deeltjes (massa), twee protonen en twee neutronen
40
Welke stralingen hebben massa?
alfa- en beta straling
41
Welk radioactief verval heeft elektromagnetische straling (geen massa)?
gamma-straling
42
Noem de soorten ioniserende straling van het laagste tot het hoogste doordringende vermogen
alfa-straling -> bèta-straling -> gamma-straling
43
Noem de soorten ioniserende straling van het laagste tot het hoogste ioniserende vermogen
gamma-straling -> bèta-straling -> alfa-straling
44
Welk farmacon gebruik je als een receptor op een cel je target is?
Een specifiek eiwit/peptide
45
Welk farmacon gebruik je als botmetabolisme je target is?
Bisfosfonaat
46
Welk farmacon gebruik je als de schildklier je target is?
Jodium
47
Welk farmacon gebruik je als een antigen op een cel je target is?
Een antilichaam
48
Waaruit bestaat bèta-straling?
Een negatief geladen elektron, wordt gebruikt voor therapie
49
Wat zijn de 5 stappen van positron emission tomography?
1. Positron vertrekt vanuit kern van het radionuclide 2. Positron botst tegen een electron in het weefsel 3. Positron en electron annihileren 4. Massa wordt omgezet in energie 5. Energie = 2 fotonen 511 keV (2 fotonen gaat in tegenovergestelde richting)
50
Wat is het verschil in detectie tussen gammacamera (SPECT) en PET-scanner?
SPECT: gammastralendetectie PET-scanner: annihilatiefotonendetectie/indirecte positrondetectie (b+)
51
Wat is het verschil tussen planair vs SPECT?
Planair is 2D, SPECT is 3D, dit is sensitiever want je kunt alle kanten zien
52
Waar werken PET-camera's mee?
Positronen (ipv fotonen)
53
Wat is de werking van PET op moleculair niveau?
Een positron vetrekt uit de kern van het radionuclide (emissie), vervolgens botst het positron tegen een elektron. De combinatie van een positron en elektron verdwijnt (annihilatie). Wanneer er massa verdwijnt, ontstaat er energie.
54
Wat is de reden om PET en CT samen te voegen? (denk aan wat er mis is met de twee)
PET heeft te weinig anatomische informatie CT heeft te weinig functionele informatie
55
Wat zijn osteolytische metastasen?
Afbraak bot
56
Wat zijn sclerotische metastasen?
Aanmaak bot
57
In wat voor metastasen accumuleren botzoekende radiofarmaca NIET?
Puur lytische metastasen
58
Noem 3 tumoren met osteolytische werking
Multipel myeloom, niercelcarcinoom en melanoom
59
Wat veroorzaakt de hotspots bij skeletscintigrafie?
Reactie (verhoogde botombouw) van het botweefsel door de aanwezigheid van de metastase
60
Wat is het meest gebruikte radiofarmacon?
FDG
61
In wat voor situatie kan FDG-6-fosfaat de cel niet meer uit en waarom?
Als er geen glucose-6-fosfatase aanwezig is, zoals in hersenen, myocard en tumorcellen
62
Waarom mag je voor een FDG scan niet eten?
Anders ontstaat er een insulinepiek
63
Noem 4 indicaties voor FDG/PET?
- Stadiëring (opsporen van metastasen) - Lokalisatie van onbekende primaire tumor - Evaluatie van therapie/response monitoring - Bij verdenking recidief dit opsporen en re-stadiëren
64
Noem 5 tumoren met een hoge FDG opname
1. Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) 2. Non-Hogdkin lymfoom (NHL) 3. Melanomen 4. Hoofd- halstumoren 5. Oesophaguscarcinoom
65
Noem 5 tumoren met een lage FDG opname
1. Testiscarcinoom 2. Prostaatcarcinoom 3. Goed gedifferentieerd endocrien carcinoom 4. Gedifferentieerd schildkliercarcinoom 5. Adenocarcinoom in situ van de long
66
Welke 4 tumoren zijn uitzonderingen van chirurgische oncologie?
1. Testiscarcinoom 2. Cervixcarcinoom 3. Larynxcarcinoom 4. Anuscarcinoom
67
Wat houdt operabiliteit in?
Als er geen medische contraindicaties zijn voor de ingreep. Fitheid van de patiënt speelt hier een rol in
68
Wat houdt resectabiliteit in?
Of de tumor/metastasen technisch verwijderbaar zijn. Niet afhankelijk van fitheid van de patiënt
69
Wat is een in opzet curatieve ingreep?
Het geeft kans op volledige genezing
70
Wat is een R1 irradicale resectie?
Microscopisch irradicaal
71
Wat is een R2 irradicale resectie?
Macroscopisch irradicaal
72
Wat houdt neoadjuvante therapie in?
Wordt vooraf aan de therapie gegeven bij primaire resectabele tumor
73
Wat houdt adjuvante therapie in?
Na therapie, verbetert (ziektevrije) overleving
74
Wat is inductie?
Voorafgaand aan een primair niet resectabele tumor
75
Noem de 5 voorwaarden van curatieve chirurgie
1. Kennis biologisch gedrag van de tumor 2. Radicale resectie primaire tumor mogelijk 3. Meenemen regionale lymfeklieren 4. Relatief kleine kans op morbiditeit en mortaliteit 5. Aandacht voor behoud van functie en cosmetiek
76
Wat wordt er gedaan als chirurgie bij uitgebreid rectumcarcinoom?
Eigenlijk alles uit de bekken wordt verwijderd (exenteratie). Urine- en darmstoma.
77
Wat wordt er als chirurgie gedaan bij een slokdarmtumor?
De slokdarm wordt verwijderd en er wordt van een buismaag een nieuwe slokdarm gemaakt
78
Noem 4 mogelijke palliatieve behandelingen
1. Medicatie ter verlichting van klachten 2. Chemotherapie 3. Radiotherapie 4. Chirurgische interventie
79
Wat is het nut van inductietherapie?
Je geeft het vooraf aan een therapie voor tumorreducie, wat de tumor resectabel kan maken
80
Wat is het verschil tussen neoadjuvante en inductietherapie op het gebied van een vervolgoperatie?
Bij neoadjuvante therapie gaat ten allen tijde de operatie door (tenzij er echt iets catastrophisch optreedt) en bij inductietherapie gaat de operatie alleen door mocht de tumor goed reageren op de therapie
81
Wat is het verschil tussen concominante en sequentiële therapie?
- Concomitant = tegelijkertijd - Sequentieel = na elkaar
82
Wat is chemoradiatie?
Radiotherapie met klassieke chemo
83
Wat is bioradiatie?
Radiotherapie met niet-cytotoxische middelen (‘biologicals’)
84
Noem 4 soorten systemische therapie gebruikt bij kanker
1. Cytotoxische middelen (cell-killers) 2. Kankercel specifieke therapie 3. Hormonale therapie 4. Immunotherapie
85
Wel level aan evidence is er voor de effectiviteit van chemotherapie?
Level 1
86
Wat houdt de tumordetectiegrens in van cytotoxische middelen?
Dit is de grens waaronder de tumorcellen nog wel aanwezig zijn, maar niet meer zichtbaar zijn bij beeldvorming
87
Wat doen alkylerende middelen?
Deze alkyleren adducten aan DNA vorming. Dit gebeurt op veel plekken in het DNA, waardoor transcriptie en replicatie geremd wordt.
88
Hoe werken platinaverbindingen?
De zorgen voor het ontstaan van adducten en crosslinks, waardoor remming van de transcriptie en translatie plaatsvindt.
89
Wat doen topoisomerase I remmers?
Maken enkelstrengs breuken
90
Wat doen topoisomerase II remmers?
Maken dubbelstrengs breuken
91
Wat doen microtubulaire middelen?
Remmen depolymerisatie van tubulines in de M-fase
92
In wat voor weefsels ontstaan op de korte termijn bijwerkingen van cytotoxische middelen?
In snel delende weefsels
93
In wat voor soort weefsel ontstaan lange termijn bijwerkingen van cytotoxische middelen?
Langzaam delende weefsels, zoals hartspier, longen, nieren, lever, zenuwstelsel
94
Welke 2 kankerspecifieke moleculair middelen zijn er?
Monoklonale antilichamen (mabben) en tyrosine kinase remmers (nibben)
95
Hoe dien je mabben toe en waarom?
Via infuus, deze werken aan de buitenkant van het transmembraan
96
Hoe dien je nibben toe en waarom?
Via pilvorm, deze werken aan de binnenkant van het transmembraan
97
Noem 4 soorten tumoren waar moleculaire middelen voor zijn geïndiceerd
1. Chronische myeloide leukemie 2. Niercelkanker 3. Hepatocellulair carcinoom 4. Schildkliercarcinoom
98
Noem 2 tumoren waarvoor hormoontherapie geïndiceerd is
1. Mammacarcinoom 2. Prostaatcarcinoom
99
Waar combineer je hormonale therapie niet mee?
Chemotherapie
100
In welke setting wordt immunotherapie gebruikt?
Vooral in palliatieve/adjuvante setting, curatie is namelijk beperkt maar de overleving is goed te verlengen met immunotherapie
101
Wat houdt de gross tumour volume in?
De palpabele of zichtbare tumor
102
Wat houdt de CTV (clinical target volume) in?
GTV + marge voor microscopische uitbreiding
103
Wat houdt de PTV (planning target volume) in?
CTV + marge voor adequate bestraling
104
Hoe wordt de PTV marge bepaald?
1. Beweging van organen 2. Reproduceerdbaarheid van ligging 3. Hoe nauwkeurig de patiënt wordt ingesteld
105
Noem een korte- en een langetermijn bijwerking van radiotherapie van de huid
Kort: Erytheem, roodheid, schilfering Lang: Hypoopigmentatie
106
Noem een korte- en een langetermijn bijwerking van radiotherapie van de hersenen
Kort: Moeheid Lang: Geheugenproblemen
107
Noem een korte- en een langetermijn bijwerking van radiotherapie van het rectum
Kort: diarree Lang: teleangiëctasieën
108
Noem een korte- en een langetermijn bijwerking van radiotherapie van de oesophagus
Kort: passageklachten Lang: strictuur
109
Noem een kortetermijn bijwerking van radiotherapie van de mondholte
Stomatitis
110
Noem een langetermijn bijwerking van radiotherapie van de schildklier
Hypothyreoïdie
111
Wat is inverse planning?
De radioloog geeft voorwaarden aan een computer (zoals welke weefsel niet een hoge dosis mogen hebben) en de computer verzint een behandelplan
112
Wat is het nut van een multileaf collimator?
Deze zorgt voor een betere benadering van de grilligheid van de tumor en beschermt meer gezond weefsel
113
Wat houdt fiducial tracking in?
Er worden kleine metalen veertjes in de tumor ingebracht. De bestralingstoetsellen kunnen deze zichtbaar maken en zo de beweging van de tumor tracken en de bestraling hierop aanpassen
114
Wat is het nut van een 'conebeam' CT?
Deze wordt voorafgaand aan elke bestralingssessie gebruikt om de positionering te beoordelen
115
In welke gevallen wordt stereotactische radiotherapie gebruikt?
Bij kleine tumoren, hier wordt fiducial tracking bij gebruikt
116
Waarom wordt bij stereotactische radiotherapie hoge dosissen in minder afspraken gegeven?
Omdat de behandelingen heel lang duren, dus je niet mensen te vaak wilt lateen komen
117
Bij tumoren van wat voor soort organen kan brachytherapie worden toegepast?
Bij tumor in holle organen (Baarmoeder, rectum, slokdarm, etc)
118
Wat zijn de 3 vormen van brachytherapie?
- Intraluminaal: bronchus, oesophagus - Intracavitair: baarmoederhals, vagina, neusholte - Interstitieel: in zachte weefsels zoals tong, mondbodem
119
Wat is de kwadratenwet?
De dosis is omgekeerd evenredig met het kwadraat van de afstand
120
Noem 3 voordelen van brachytherapie t.o.v. uitwendige radiotherapie
- Betere sparing omringende gezonde weefsels - Hogere dosis direct rondom catheters (tot 200%) - Dosis in kortere tijd gegeven (minder kans voor herstel van de tumorcellen)
121
Noem 4 nadelen van brachytherapie t.o.v. uitwendige bestraling
- Tumorvolume mag niet te groot zijn - Niet geschikt voor alle tumorlocalisaties (toegankelijkheid) - Lokale of algehele verdoving nodig - Opname op verpleegafdeling nodig
122
Wat is een voordeel van protonen t.o.v. fotonen?
Protonen geven minder straling af vóór de tumor en stoppen direct aan het einde van de tumor. Hierdoor wordt gezond weefsel dus meer bespaard.
123
Noem 3 indicaties waar protonentherapie gebruikt wordt
Intra-oculaire tumoren Chordomen Pediatrische tumoren
124
Noem 2 biologische maatregelen die worden gebruikt voor de balans vinden bij radiotherapie
- Fractionering van bestraling - Chemoradiatie/bioradiatie
125
Noem een fysische maatregel die wordt gebruikt bij het vinden van de balans bij radiotherapie
Steeds preciezere bestraling met nieuwe technieken