Week 7 HC.8 - Pathologie van COPD Flashcards

1
Q

Obstructief vs. Restrictief (definitie, invloed longvolume, voorbeelden)

A
Obstructief
-Toename weerstand airflow door partiële/totale obstructie van luchtweg
-verlaagde FEV1 - airflow (dynamisch)
-COPD, bronchiectasie, astma
Restrictief
-Verminderde expanse van longparenchym
-verlaagde TLC (statisch)
-mechanisch (borstwandafwijking), interstitiële afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

COPD = combinatie ___ (definitie) en ___ (definitie)

A

COPD = combinatie emfyseem (dilatatie luchtruimtes vanaf terminale bronchiolus door destructie alveolaire septa, zonder belangrijke fibrose) en chronische bronchitis (productieve hoest gedurende minstens 3 maanden in 2 opvolgende jaren)
Belangrijk bij beeldvorming om verschil te maken tussen destructie en hyperinflatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Etiologie COPD

A
  • 90% door roken (maar meeste rokers krijgen geen COPD)
  • Luchtvervuiling
  • 10% onbekende/andere oorzaak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar vinden beiden vormen van COPD plaats + hoofdproblemen

A

Chronische bronchitis: kleine bronchi t/m bronchioli
-vooral obstructie, hyperinflatie en slecht verdeelde ventilatie
Emfyseem: respiratoire bronchioli t/m alveoli
-dilatatie luchtruimten, destructie alveolaire septa, zonder fibrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn acini en lobuli

A

Acinus = alveolus boompje, ontsprint uit respiratoire bronchiole
(secundaire ) Lobulus = setje aan acini, ontspringt uit terminale bronchiolus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Emfyseem (definitie + vormen)

A

Dilatatie van luchtruimten distaal van terminale bronchiolus door destructie van alveolaire septa zonder belangrijke fibrose
-Centriacinair, panacinair, paraseptaal en irregulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lokalisatie centriacinaire en panacinaire emfyseem

A

Centriacinair: bevindt zich in de respiratoire broncioli, distale gedeelte blijft redelijk onaangetast
Panacinair: bevindt zich in zowel de respiratoire bronchioli als in het distale parenchym; de hele acinus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kenmerken (5) centriacinair emfyseem

aangedane deel van acinus, met name in de ___, typische vorm voor ___, gaat vaak samen met ___, indien ernstig –>

A
  • Proximaal gedeelte van de acinus aangedaan: respiratoire bronchiolus
  • Met name bovenvelden
  • Typische vorm van emfyseem bij rokers (20x > panacinair)
  • Gaat vaak samen met chronische bronchitis
  • Indien ernstig uiteindelijk gehele acinus aangedaan –> panacinair emfyseem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kenmkerken (4) panacinair emfyseem

aangedane deel, met name in de ___, typische vorm bij ___, eindstadium van ___

A
  • Gehele acinus aangedaan: resp. brionchiolus t/m alveoli
  • Met name ondervelden
  • Typische vorm bij alfa-1-antitrypsine deficiëntie
  • Eindstadium van centriacinair emfyseem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kenmerken (3) paraseptaal en (2) irregulair/scar emfyseem

A

Paraseptaal (=distaal acinair)
• Langs de pleura en septa
• Bij littekens
• Veroorzaakt pneumothorax bij ruptuur, vaak idiopathisch en bij jongere mensen (boven velden)
Onregelmatig (=irrgeulair, ‘scar’ emphysema)
• Niet specifiek, gevolg van verlittekening
• Enige vorm van emfyseem met fibrose (plaats emfyseem hangt af van fibrose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Pathogenese emfyseem (hele proces)

A

Productie en verminderde controle zuurstofradicalen –> voortdurende chronische ontsteking met weefselschade –> macrofagen↑, CD8+ T-cellen↑, neutrofiele granulocyten↑ –> activatie en productie ontstekingsmediatoren –> toename matrix degraderende enzym activiteit (MMPs)

Belangrijk is de protease-antiprotease disbalans:
Normaal worden proteases (MMPs, neutrofiel elastases) geremd door antiproteases (alfa-1-antitrypsines), bij te weinig hiervan neemt protease-activiteit toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Rol van sigarettenrook pathogenese emfyseem

A

Activatie vaatwanden door nicotine

  • Inademing ROS –> Ontstekingsmediatorproductie –> activatie vaatwand + rekruteren neutrofielen –> ROS↑
  • Inactivatie antiproteases tot functionele alfa-1-antitrypsine deficiëntie –> neutrofiel elastase en MMP elastase activiteit ↑ –> weefselschade
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Effect emfyseem op stand van bronchioli

A

Elasticiteit van septa ‘trekt’ bronchioli open (want hebben geen kraakbeen)
Bij destructie septae zakt bronchiolus in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt met omliggende alveoli wanneer 1 alveolus septae verliest

A

Gezonde alveoli stromen leeg in kapotte alveolus
druk = opp.spanning/diameter
-opp.spang blijft gelijk, diameter neemt toe –> druk↓
-druk stroomt van hoge naar lage druk
-zelfde principe als grotere ballon makkelijker op te blazen dan kleinere ballon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Chronische bronchitis (definitie + onderverdeling)

A

Productieve hoest gedurende minstense 3 maanden in 2 opvolgende jaren
onderverdeling:
-Met ontsteking: mucopurulente chronische bronchitis (weinig obstructie, slijm opgeven)
-Met astmatische component (reversibel): astmatische bronchitis (aanvalsgewijze verergering)
-met continue obstructie: chronische obstructieve bronchitis (belangrijke emfyseem component)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Histologie bij chronische bronchitis

A
  • Kraakbeen blijft intact
  • ECM neemt toe, daarin liggen veel ontstekingscellen (blauwe puntjes)
  • Toename aantal, grootte en activiteit van klieren
  • Toename aantal en activiteit slijmbekercellen
  • Ook onder epitheel ECM met ontstekingscellen

Ontstekingscellen komen ook in sputum terecht, trilhaarcellen worden vervangen door plaveiselcellen

17
Q

Reid index (definitie + wat gebeurt bij chronische bronchitis)

A

Reid index = dikte seromucineuze klierlaag / dikte laag tot aan kraakbeen
Bij crhonische bronchitis >0,4 (normaal <0,4)

18
Q

Kenmerken (6) chronische bronchitis pathologie

A
  • Hypersecretie sputum met mucostase
  • Hyperplasie bronchiaal klierweefsel
  • Toename slijmbekercellen (ten koste van trilhaarcellen)
  • Squameuze metaplasie
  • Ontsteking
  • Fibrose
19
Q

Bronchiectasie (definitie)

A

Bronchioli worden sterk verwijd

-secundaire afwijking, permanent

20
Q

Hoe ziet een typische emfyseempatiënt eruit

A

‘Pink puffer’
-Voorover gebogen
-Mager; besteden heel vele energie aan ademhaling
-Lippen dicht op elkaar, blazen erdoorheen; voert druk uit op bronchioli om ze open te houden
Patiënt zal zich niet vaak zo presenteren

21
Q

Hoe ziet een typische chronische bronchitispatiënt eruit

A

‘Blue bloater’
Cyanose; centrale herinstelling van CO2 streefwaarden, leven met meer CO2

Patiënt zal zich niet vaak zo presenteren