WK 5 H5 Trauma, angst, dwang- en gerelateerde stoornissen Flashcards

1
Q

Fight-or-flight respons

2 gevolgen door de hypothalamus

A
  1. Hypothalamus: activeert Sympatische deel van het Autonome ZS = meer glucose door de lever + hogere stofwisseling.
    > stijging: bloeddruk, harstlag, ademhaling en spierspanning.
    > minder belangrijke activiteiten (vb vertering) dalen.
  2. Hypothalamus: activeert Adrenale-Corticale Systeem door ‘Corticotropine Release Factor (CRF).
    > CRF stimuleert de hypofyse
    > Hypofyse geeft ACTH (Adrenocorticotropic hormone) af
    > ACTH stimuleert bijnieren = cortisol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Corticotropine Release Factor CRF

A

CRF
> in het adrenale-corticale systeem
> activatie door hypothalamus
> stimuleert hypofyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Adrenocorticotropic hormone ACTH

A

ACTH
> Hypofyse geeft ACTH (Adrenocorticotropic hormone) af
> ACTH stimuleert bijnieren = oa. cortisol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

4 Symptomen PTSD

A
  1. herbeleven
  2. vermijdgedrag
  3. ervaren van negatieve verandering in de gedachtegang en gemoedstoestand
  4. chronische ‘arousal’ en extreme waakzaamheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

PTST met prominente dissociatieve symptomen

A

Vertonen van dissonantie tijdens PTSD

= onderdelen van het zelfbeeld, herinneringen of bewustzijn worden losgekoppeld van elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aanpassingsstoornis (adjusment disorder)

A

Na het ervaren van een stressvolle gebeurtenis.
> depressieve symptomen
> angstsymptomen
> antisociaal gedrag

diagnose als symptomen niet overeenkomen met criteria van PTSD, acute stress disorder of een anderen angst- pf stemmingsstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Factoren PTSD

Milieufactoren en sociale factoren

Psychologische factoren

Geslacht en cross-culturele verschillen

Biologische factoren
> neuro imaging onderzoeken
> biochemische ontdekkingen
> Genetica

A

Factoren PTSD

Milieufactoren en sociale factoren:
= hevigheid, duur en nabijheid

Psychologische factoren:
= ervaren depressie of angst voorgaande trauma vergroot de kans op PTSD.
> ook bepaalde copingsstrategieën: alcohol, dissonantie en vermijding

Geslacht en cross-culturele verschillen:
= vrouwen vaker dan mannen (mogelijk: verkrachting)
> Afroamerikanen het meest

Biologische factoren:

Neuroimaging onderzoeken
= hersenen PTSD reageren actiever op emotie-opwekkende stimuli.
> krimping hippocampus PTSD, door te hoge blootstelling aan neurotransmitters en hormonen

Biochemische ontdekkingen
= Cortisol is lager bij mensen met PTSD NA stress, dus in de rust.
> cortisol zorgt voor remming sympatisch zs (dus: terug naar parasympatisch zs)
> lagere cortisol = langer stress

Genetica
= lagere cortisol niveau’s en gekrompen hypocampus zijn erfelijk. Dus kinderen van ouders met PTSD hebben een hogere kans om zelf PTSD te ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Behandelingen PTSD

A
  • cognitieve gedragstherapie
  • stressmanagement
  • medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

stress-inentingstherapie bij PTSD

A

Leren met stress om te gaan door blootgesteld te worden aan een licht stressvolle gebeurtenis.
> Medicatie: slikken van SSRI’s (seronine reuptake inhibitoren)
> Wordt ‘Biologische therapie’ genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

5 subgroepen Specifieke fobieën

A

Specifieke fobieën
1. Dieren
(Animal-type Phobia)

  1. Natuur
    (Natural Environment type Phobias)
  2. Situationeel
    (Situational type Phobias)
  3. Bloed en injecties
    (Blood-injection-injury type Phobias)
  4. Overig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Tweefactor theorie van angststoornis

A
  1. Klassiek conditioneren leidt tot de fobie

2. Operant conditioneren houdt fobie in stand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geprepereerde klassieke conditionering

prepared classical conditioning

A

Aanname dat men biologisch ‘geprepareerd’ is om bepaalde associaties sneller te leggen door de evolutionaire geschiedenis.
> insecten, hoogtes, vreemden etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Behandeling Fobieën

3. basiscomponenten cognitieve gedragstherapie

A
  1. Systematische Desensitisatie
  2. Modelling
  3. Flooding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sociale angststoornis
(social anxiety disorder)

Erfelijke factoren die bijdragen aan ontwikkeling van SAD

A

Sociale angststoornis = angst voor krietier, beoordeling of vernedering.

  • Erfelijk (niet specifiek angst voor sociale situaties, maar wel algemene neiging tot angststoornissen)
    > hogere kans
    > Bang om anders te zijn
    > verkeerd interpreteren sociale cues
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Behandeling Sociale Angststoornis

A
  1. Medicatie: SSRI’s
  2. Cognitieve gedragstherapie (rollenspellen)
  3. Mindfulness
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Factoren die bijdragen bij en betekenis van Paniekstoornis

Biologisch

  • efelijkheid
  • f&f
  • noradrenaline systemen: naam en betekenis
A

Angststoornis in combinatie met paniekaanvallen

Factoren:
Biologisch
> erfelijkheid 45 procent
> slecht gereguleerde fight-or-flight responssysteem
> verslechterde werking Locus Ceruleus (regeling noradrenaline systemen)

17
Q

Locus Ceruleus

A

Regelt de noradrenaline systemen in het lichaam

18
Q

Interoceptieve Conditionering

A

Men leert de cues herkennen dat er een paniekaanval komt

19
Q

Geconditioneerde vermijdingsrespons

A

Reactie op Interoceptieve Conditionering

= het vermijden van plaatsen of situaties die een paniekaanval of angst kunnen opwekken.

20
Q

Behandeling paniekstoornis

A
  1. Medicatie
    > SSRI’s (serotonine reuptake inhibitor)
    > serotonine-noradrenaline inhibitor
    > antidepressiva
  2. Cognitieve gedragstherapie
    > dagboek paniekaanvallen.
21
Q

GAD: Generalized Anxiety Disorder
> Gegeneraliseerde Angststoornis

  • Comorbiditeit
  • Ontwikkelingsfactoren
    > biologisch
A

Continue angst voor van alles.

Comorbiditeit
> Chronisch
> 90 procent in combinatie

Ontwikkelingsfactoren
biologisch:
> verhoogde activiteit Amgydala
> minder neurotransmitter GABA
= GABA zorgt voor minder vuring van neuronen. Te weinig GABA zorgt voor overmatige neurale activiteit.
22
Q

Verlatingsangststoornis
(Seperation Anxiety Disorder)
- gedragsinhibitie

A

Gedragsinhibitie
= verlegen, prikkelbaar, introvert en snel bang
> erfelijk

23
Q

OCD: dwangstoornis

A

Obsessies
= gedachten, verbeeldingen, ideeën of driften

Dwanghandelingen (compulsions)
= herhaalde gedragingen of mentale handelingen die gevoelsmatig uitgevoerd moeten worden.

24
Q

4 veelvoorkomende compulsies benoemen

A
  1. Hamsteren
    = verzameldrang
  2. Haar-uittrek stoornis trichotillomania
  3. huid-pluk stoornis
  4. BDD: Stoornis van lichaamsbeleving
    = ingebeelde lelijkheid van een bepaald lichaamsdeel
25
Q

Oorsprong en behandeling OCD

A

Oorsprong
> afwijkende hersenstructuren mbt motorisch gedrag, cognitie en emotie. Stimulatie voor de handeling kan niet ‘uitgezet’ worden.

Behandeling
> Medicatie werkt soms (SSRI’s)
> Cognitieve gedragstherapie = Blootstelling en responspreventie
= het blootstellen aan een stimulus die normaal gesproken een dwangbehandeling zou uitlokken, om vervolgens de respons tegen te houden

26
Q

OCD

  • hamsteren
A
  1. Hamsteren

= verzameldrang

27
Q

OCD

  • trichotillomania
A
  1. Haar-uittrek stoornis trichotillomania
28
Q

OCD

  • BDD
A
  1. BDD: Stoornis van lichaamsbeleving

= ingebeelde lelijkheid van een bepaald lichaamsdeel

29
Q

hoe verschilt blood-injection-injury fobie van anderen fobien?

hoe verschilt de behandeling?

A

andere fobieen: verhoogd hartslag
blood-injection-injury fobie: verlaagd hartslag en bloeddruk (i.v.m. flauwvallen)

therapie: applied tension technique - techniek om bloeddruk en hartslag te verhogen