Words 1月3号

Question 1

special offer

Answer 1

de aanbieding

Question 2

familiar

Answer 2

bekend

Question 3

delivers

Answer 3

brengt rond

Question 4

outside

Answer 4

buiten

Question 5

neighbourhood

Answer 5

de buurt

Question 6

because

Answer 6

want

Question 7

schijnen

Answer 7

shine

Question 8

again

Answer 8

weer

Question 9

cheap

Answer 9

goedkoop

Question 10

close

Answer 10

dicht/dichtbij

gesloten

Question 11

close the door

Answer 11

sluit de deur

Question 12

Can you close the door please

Answer 12

Kan je de deur sluiten alsjeblieft

Question 13

Quickly close the door

Answer 13

doe snel de deur dicht

doe snel de deur open

Question 14

It is not far.

Answer 14

Het is niet ver.

Question 15

Near

Answer 15

Het is heel dichtbij.

Question 16

almost

Answer 16

bijna

Ik ben bijna thuis.

Question 17

I’ll come a little later.

Answer 17

Ik kom een beetje later.

Question 18

What？That’s not possible！

Answer 18

Wat？Dat kan toch niet！

Question 19

Yes，sorry， but it’s true.

Answer 19

Ja，sorry，maar het is echt waar.

Question 20

It’s an hour’s walk.

Answer 20

Het is een uurtje lopen.

Question 21

I always go by bike.

Answer 21

Ik ga altijd op de fiets.

Question 22

ride a bike

Answer 22

fietsen

Question 23

because it’s his birthday

Answer 23

want hij is jarig

Question 24

Today is my birthday.

Answer 24

Vandaag is het mijn verjaardag.

Vandaag is je verjaardag.

Question 25

My pleasure

Answer 25

Geen dank.

Question 26

it rained very hard this morning

Answer 26

Vanmorgen regende het geel hard.

Question 27

nice weather again

Answer 27

Weer leeker weer

Question 28

thankfully

Answer 28

gelukkig

Question 29

I am not going out.

Answer 29

Ik ga niet naar buiten.

Question 30

I did not go outside.

Answer 30

Ik ging niet naar buiten.

Question 31

He is not going out.

Answer 31

Hij gaat niet uit.

Question 32

Yesterday it was cold ， but today the weather is nice.

Answer 32

Gisteren was het koud，maar vandaag is het lekker weer.

Question 33

Do you want a small sandwich or a large loaf?

Answer 33

Wlit u een klein broodje of een groot brood？

Question 34

It is raining and there is a strong wind.

Answer 34

Het regent en er is een harde wind.

Question 35

delightful

Answer 35

heerlijk

Question 36

autumn

Answer 36

de herfst

Question 37

corner

Answer 37

de hoek

Question 38

Autumn comes after summer

Answer 38

Na de zomer komt de herfst.

Question 39

Around the corner.

Answer 39

Om de hoek.

Question 40

high

Answer 40

hoog

Question 41

floor

Answer 41

op de 20e verdieping

Question 42

He likes coffee, but his wife doesn't like it.

Answer 42

Hij houdt wel van koffie,maar zijn vrouw vindt koffie niet lekker.

Question 43

He is alreday gone.

Answer 43

Hij is al weg.

Question 44

to have a birthday

Answer 44

jarig

Question 45

Her son's birthday is June 20.

Answer 45

Haar zoon is 20 juni jarig.

Question 46

Then she throws a big party.

Answer 46

Dan geeft ze een groot feest.

Question 47

We will throw a party for her.

Answer 47

We geven een feestje voor haar.

Question 48

Do you think？

Answer 48

Vindt u ？ Denk je？ Denkt hij?

Question 49

certainly

Answer 49

jazeker

Question 50

We do not, however, know that for sure

Answer 50

Dat weten we echter niet zeker.

Question 51

I have to say, quite honestly, that I am not sure about this.

Answer 51

Daar ben ik eerlijk gezegd niet zeker van.

Question 52

I said to him

Answer 52

ik zei tegen hem ik zei gelukkig nieuwjaar tegen hem

Question 53

I talked with him.

Answer 53

Ik heb met hem gepraat.

Question 54

I'm not entirely sure when she's scheduled to be back.

Answer 54

Ik weet niet helemaal zeker wanneer ze terugkomt.

Question 55

comes back

Answer 55

terugkomt

Question 56

Well, he's certainly not going to come here.

Answer 56

Hij zal zeker niet hier komen.

Question 57

I am not sure.

Answer 57

Ik ben niet zeker. | Ik ben er niet zeker.

Question 58

Miles, I'm not there.

Answer 58

Miles, ik ben er niet.

Question 59

If that's what you both want, absolutely.

Answer 59

Als jullie dat allebei willen, jazeker.

Question 60

both

Answer 60

allebei

Question 61

only

Answer 61

alleen Eg： Het kan alleen nu worden behandeld. Now is the only time it actually can be discussed.

Question 62

be taken/be kept

Answer 62

worden gehouden

Question 63

The instruments must be kept under lock and key.

Answer 63

De meetapparatuur moet achter slot worden gehouden.

Question 64

被动式

Answer 64

worden

Question 65

be used | It must not be use

Answer 65

worden gebruikt | Het mag niet worden gebruikt

Question 66

In this regard, clear decisions must be taken.

Answer 66

Daarvoor moeten duidelijke beslissingen worden genomen.

Question 67

be applied | be used

Answer 67

worden toegepast

Question 68

If that is possible

Answer 68

Als dat mogelijk is

Question 69

de krant

Answer 69

newspaper

Question 70

few

Answer 70

weinig

Question 71

We can't buy a new car now because we don't have enough money.

Answer 71

We kunnen nu geen nieuwe auto kopen，want we hebben te weinig geld.

Question 72

de lente

Answer 72

spring

Question 73

In the spring the trees turn green again.

Answer 73

In de lente worden de bomen weer groen.

Question 74

maybe

Answer 74

kunnen maybe

Question 75

They may be combined with visits for other purposes.

Answer 75

Zij kunnen worden gecombineerd met andere inspecties.