ZO 1.1 - Bloedvaten en microcirculatie Flashcards Preview

1B1 > ZO 1.1 - Bloedvaten en microcirculatie > Flashcards

Flashcards in ZO 1.1 - Bloedvaten en microcirculatie Deck (16)
Loading flashcards...
1
Q

microcirculatie
welke vaten
hoe wordt het ook wel genoemd

A
  • arteriolen, capillairen, venulen

- perifere vaatstelsel

2
Q

belangrijke functie (micro)circulatie
hoe wordt dit bewerkstelligd
wat is hierbij noodzakelijk

A
  • hoeveelheid vocht in de weefsels reguleren: hoeveelheid uittredend vocht uit capillairen wordt gelijk gehouden met de hoeveelheid opgenomen vocht door de capillairen
  • reabsorptie en lymfedrainage
  • intacte bekleding van vaten door functioneel actieve endotheelcellen, op sommige plekken in lichaam is gespecialiseerde endotheelcelbekleding aanwezig, waardoor grotere hoeveelheden vocht geproduceerd kunnen worden
3
Q

hoe wordt bloeddruk gehandhaafd (4)

A
  • weerstand van het perifere vaatstelsel
  • VOORAL vaattonus vd arteriolen o.i.v. hormonen en het perifere zenuwstelsel
  • slagvolume van het hart
  • circulerende bloedvolume
4
Q

waar is het circulerende bloedvolume van afhankelijk

A

vloeistofbalans die hormonaal geregeld wordt

nieren spelen hierbij belangrijke rol

5
Q

op welke manieren worden bloedvaten van voedingsstoffen voorzien

A
  • luminaal (oppervlakkig) of rechtstreeks uit het bloed (diffusie)
  • via vasa vasorum
6
Q

op welke plekken wordt relatief veel vocht uit de capillairen gefiltreerd

A

nier en oog(vocht)

7
Q

wat is er bijzonder aan endotheel in nier en oog

A

endotheel is gespecialiseerd in fenestraties

8
Q

lidlle’s syndroom

A

genmutatie > te veel zout geresorbeerd de niertubuli in > meer vocht teruggetrokken de niertumuli in > vloeistofvolume lichaam neemt toe > genmutatie

9
Q

twee vormen arteriosclerose

A
  • hyalinisatie: ontaarding collageen bw met afzetting van een glazige massa; incubatie van glycoproteïne in de wand
  • atherosclerose: ophoping van cholesterol en macrofagen in vaatwand > plaque > mediacontract met verminderd effect op diameter vh lumen
10
Q

diabetes mellitus

A

arterien, arteriolen en capillairen aangedaan
ernstige diabetes mellitus microangiopatihie > verlies aan pericyten (stevigheid bloedvat) > microaneurysmata: afwijking capillairen retina

11
Q

ziekte bloed-of lymfevaten

A

angiopathie

12
Q

diabetische microangiopathie

A

diffuse verdikking van basale membraan
capillairen meer doorlatend voor plasma eitwitten
geen spierlaag in venulen en capillairen > vaattonus kan hier niet worden beïnvloed door zenuwstelsel of hormonen

13
Q

goldblatt fenomeen

A

nieren verschillen in grootte
stennes (vernauwing) van een a. renalis > atrofie bij nier waarbij a. renalis is afgesloten > controlaterale nier toont compensatoire hyperplasje
kleine nier: verhoogde productie renine > hypertensie > langdurige hypertensie > hypertrofie LV
grote nier: hypertensie > arteriosclerose en arteriolosclerose > renineproductie stijgt nog meer

14
Q

hoe worden cellen van vaatwand voorzien van voedingsstoffen

A

luminaal: rechtstreeks uit bloed (diffusie)

dieper (adventitia): via vasa vasorum

15
Q

hebben elastische arterien gladde spiercellen in media

A

ja

16
Q

hoe kun je zien dat een vat geen capillair is

A
diameter lumen groter dan erytrocyt
duidelijke wand (media)