ZO 2.2 - AZS: de perifere bedrading Flashcards Preview

1B1 > ZO 2.2 - AZS: de perifere bedrading > Flashcards

Flashcards in ZO 2.2 - AZS: de perifere bedrading Deck (20)
Loading flashcards...
1
Q

belangrijkste delen geleidingssysteem hart

A

SA, AV, His

2
Q

hoe zijn SA en AV met elkaar verbonden

A

via spiervezels van het atrium

3
Q

hoe zijn AV en His met lekaar verbonden

A

direct

4
Q

pacemakercellen

A

cellen die spontaan in een bepaald ritme elektrische activiteit produreren

5
Q

ectopische pacemaker

A

cel die in een eigen ritme vuurt en de oorspronkelijke pacemaker (meestal SA) kan overrulen of overnemen

6
Q

welk deel van hart kan naast SA en AV pacermakeractiviteit vertonen en wanneer

A

pukinjevezels, pas in extreme gevallen, bijv. bij disfunctioneren van SA

7
Q

waar is autonome innervatie hart vooral op gericht

en waar helemaal niet

A

SA (want deze bepaalt HF)
geleidingssnelheid van AV
geen vezels in ventrikelwanden

8
Q

hartfrequentie
sympatisch en parasympatisch
transmitter - receptor - verschil

A

sympatisch: NA - beta adrenerge receptor
parasympatisch: Ach - M

  • effecten van parasympatische vezels zijn sneller
    > snelheid en hoeveelheid afgifte transmitter
    > affiniteit receptor voor transmitter
    > second messenger mechanisme in target cel
    > efficiëntie waarmee transmitter wordt opgeruimd
9
Q

AV blok

oplossing, waar precies en waar niet

A
  • er worden geen prikkels meer doorgegeven van A-V en V-A > ze gaan intrinsieke ritme volgen (lager dan normale ritme, ventriculair zeer laag)
  • pacemaker in septum interventriculare > ventrikelritme kan worden bepaald
  • niet in atrium, omdat prikkels dan nog steeds niet doorgegeven worden naar V
10
Q

autonome innervatie hart vindt plaats vanuit
waar ligt dit
wat heeft dit niet
wat is dit precies

A

plexus cardiacus
achter/onderzijde arcus aortae in binnenbocht
geen ganglioncellen en geen synapsen; kluwen autonome vezels van links en rechts, kriskras, dus plaats waar velel cellen door lekaar heen lopen op weg naar hun bestemming, het hart

11
Q

vezels in plexus cardiacus

A
  • postganglionaire sympatische vezels, afkomstig uit sympatische grensstreng
  • parasympatische vezels op weg naar parasympatische ganglioncellen, vlak bij hart
  • sensibele vezels
12
Q

route viscero-sensibele info hart

A

nX > ganglion petrosum > NTS

13
Q

fenomeen dat pijn uit hart gevoeld wordt in bepaalde delen van de huid, route

A

referred pain
sensibele vezels in hart geprikkeld door nociceptoren (gevoelig voor schade) > postganglionaire vezels > grensstreng > ganglion cervicale superior > grensstreng en ramus communicans alba > spinaal ganglion met soma van sensibele neuron > via radix dorsalis naar ruggenmerg > schakelcellen > pijn info doorgegeven naar hersenen

14
Q

hoe ontstaat referred pijn

A

pijnvezels huid geven info door aan zelfde schakelcellen
dus pijnvezels hart en huid eindigen op dezelfde spinale neuronen
hoger gelegen delen zs kunnen geen onderscheid maken tussen pijn hart en huid
hersenen in de war; weten niet precies waar pijn vandaan komt

15
Q

route viscero-sensibele info hart

A

nX (cellichaam in ganglion petrosum) > NTS in hersenstam

16
Q

viscero-motoriek hart wordt ingeschakeld door …

somato-motoriek hart wordt ingeschakeld door …

A

activatie van de relevante preganglionaire neuronen

relevante motoneuronen

17
Q

wat vereist activatie van preganglionaire sympatische neuronen en waarom

A

verbinding met ruggenmerg, omdat deze neuronen daar zijn gelegen

18
Q

waar worden parasympatische geactiveerd

route?

A

hersenstam, vooral dorsale motorische vaguskern in de lage hersenstam
van waaruit de bovenste helft van het lichaam parasympatisch wordt geïnnerveerd, en het sacrale ruggenmerg

19
Q

parasympatische innervatie van het onderste deel van het lichaam wordt gestuurd via ,,,

A

afdalende banen door ruggenmerg naar de preganglionaire parasympatische zijhoorn op sacraal niveau

20
Q

gevolgen laesie complete ruggenmerg niveau C7

A

uitschrijven