1. Forming a foundation. Flashcards

A framework for exploring mind-brain concepts.

1
Q

Wat kunnen we afleiden van de transitie van know thyself (socrates) -> choose thyself (Kierkegaard)

A

Tussen stimulus en respons is er de vrijheid om te kiezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn moleculaire en molaire studies?

A

moleculair : bottem-up (objectief); molair: top-down (subjectief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is dualisme

A

Een voorstel van René descartes dat zegt dat brein en geest twee aparte lichaamsdelen zijn; hardware en software

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is monisme

A

Een voorstel van Skinner; een gedragstherapist die zegt dat brein en geest hetzelfde zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveel neuronen heeft ons brein

A

vroeger werd gedacht 100 miljard, maar recentere studies tonen aan 23 miljard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het nativisme principe

A

we erven ons gedrag over van onze ouders en voorouders, en onze omgeving steunt dit gedrag of roept naar verandering van dit gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is het eenheids (unity) principe

A

Brein en geest zijn hetzelfde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is het connectiviteits principe

A

Dat de link leggen tussen eerdere ondervindingen de essentie is van hoe ons brein groeit.
De conditie van deze connectiepunten bepaalt hoe goed we functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is het interconnectiviteits principe

A

dat elk identificeerbaar element in onze ervaringen met elkaar gelinkt is, sommige harder dan anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het controle principe

A

Hoe meer we als mens voelen dat we in controle zijn, hoe gelukkiger we zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Nature vs Nurture: hoe wordt een personaliteit geschapen

A

50% is genetische aanleg, terwijl de overschot grotendeels omgeving is.

Deze omgevings invloeden komen in 2 vormen: gedeeld (ervaring voor iedereen uit het gezin/vriendekring/…) en non-gedeeld (een ervaring die jij specifiek hebt meegemaakt).
-> deze non-gedeelde invloeden zijn na genetica de belangrijkste factoren die je personaliteit schapen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer is de invloed van je naasten/gelijken (peer group) het sterkts?

A

Tussen 8 en 25 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurd er tussen je 8 en 25 jaar met je personaliteit?

assimileren vs differentiëren

A

Je probeert jezelf te categoriseren tot een groep waar je je thuis voelt (muzikaal, jongen, educatief, agressief,…)

In deze periode is er altijd 1 groep uitstekend, hier probeer je jezelf zo te schapen dat de verschillen tussen jou en de groep zo miniem mogelijk zijn.
-> je gaat jezelf assimileren

Daarnaast ga je je rol in deze groep zoeken (komiek, vredemaker, leider, …)
-> je gaat jezelf differentiëren

Tot gevolg ga je jezelf afweren van andere groepjes en ga je hier een vijandige houding tegenover nemen.

Hoe ouder we worden hoe meer we de neiging hebben onze natuurlijke zelf tot boven te laten komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat wordt bedoeld met het ‘sociale module’ in het brein?

A

Dit deel van het brein heeft 2 modi:

  • 1 voor relaties (langdurig)
  • 1 voor groepen (kort durig, verandert makkelijk)

Het is zelfs zo dat je van groep kunt veranderen simpelweg door de kracht van suggestie (als iemand je een loser noemt ga je steeds vaker assimileren als een loser).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de 3 soorten genotype-omgeving interacties?

A

Passief: Het kind is een natuurlijke match met zijn omgeving (muzikaal kind geboren in een muzikaal gezin)
Evocatief: anderen reageren op het kind’s natuurlijke aanleg (school ziet muzikaal talent en moedigt dit aan)
Actief: Het kind zoekt zelf een omgeving die past tot zijn natuurlijke aanleg (muzikaal kind vraagt om op muziek-kamp te gaan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke factor van nature of nurture is dominant?

A

Beide even dominant. (50-50)

17
Q

Wat is competetitieve plasticiteit?

A

Oude vaardigheden worden overschreven in ons brein door nieuwe vaardigheden.
De makkelijkste manier om iets af te leren is dus letterlijk om het te vervangen met iets nieuws.

Des te vaker een we een vaardigheid uitoefenen, des te vaster dit zit in ons hoofd en des te moeilijker die is om te overschrijven.

18
Q

Wat is het vier stappenplan voor competitieve plasticiteit?

A

1) herlabel:
Gebruik mindfulness om gewaar te worden van je drang en aanzie dit als een bug in je code.
drang tot gamen = neurologisch chemische ‘misfire’

2) herkader:
Herkader de bron van die drang.
d.w.z. drang tot gamen betekent niet een tekort aan gamen maar eerder een overactief gebied in je brein

3) herfocus:
Verzet je gedachten naar iets anders (een acceptabel, nuttig gedrag)

4) herwardeer:
Neem je tijd om de waarde van stap 1 dieper te appreciëren.

19
Q

Wat is de rol van Brain Derived Neurotrophin Factor in attentiespan?

A

BDNF wordt vrijgelaten door het brein wanneer je iets nieuws probeert te leren.
Er is een bepaalde treshhold waar je brein teveel BDNF krijgt en het leerproces afsluit.

Mensen met autisme maken vaak ook te veel BDNF aan.
Constant geluid is voor hun een BDNF trigger en kan er voor zorgen dat hun brein links legt die er voor zorgen dat neurons geactiveerd kunnen worden op eender welke frequentie.
-> dit zorgt er voor dat wanneer ze proberen focussen in een staat van verwarring achtergelaten worden.

20
Q

Wat is de nucleus basalis en hoe werkt het?

A

Het is een groep van neurons die geheugen en leren promoten door het vrijlaten van acetylcholine voor nieuewe structuur teweeg te brengen en het vrijlaten van dopamine om het individu te belonen voor iets nieuws te leren.

Hoe ouder we worden hoe minder van deze stoffen aanwezig zijn.