duits Flashcards

(159 cards)

1
Q

an einem Strang ziehen

A

op een lijn zitten, samenwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

zeitgemäB

A

Van deze tijd, modern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

erheblich

A

aanzienlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ausgestattet sien mit

A

ingericht zijn met, uitgerust zijn met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verzichten auf

A

afstand doen van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

die Sehnsucht

A

het verlangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

auslösen

A

teweegbrengen, veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

neidisch

A

jaloers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vermitteln

A

overdragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

der Dolmetscher

A

de tolk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

der Gipfel

A

de top(conferentie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

die Rede

A

de speech

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

kurzfristig

A

op korte termijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

erforndern

A

vereisen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

entsprechend

A

passend, overeenkomstig, in evenredigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

etwas verpassen

A

missen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ähnlich

A

net zoals, soortgelijk, lijkend op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

etwas wiedergeben

A

vertolken, weergeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

üblich

A

gebruikelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

zur Sache kommen

A

ter zake komen, het onderwerp aansnijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

aufgrund

A

op grond van, wegens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

neulich

A

onlangs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

das Autogramm

A

de handtekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

der Staatsanwalt

A

de officier van justitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
der Widerspruch
de tegenstelling
26
die Genehmigung
de toestemming , de vergunning
27
bedürfen
nodig hebben
28
die Klausur
het tentamen, de toets
29
das Dasein
het bestaan
30
nebenbei
daarnaast
31
sonderbar
raar, uitzonderlijk
32
betreiben
uitbaten, exploiteren, bijhouden
33
erstellen
opstellen, maken
34
veröffentlichen
publiceren
35
der Vertrag
het contract
36
hauptberuflich
voltijds
37
indem
doordat
38
sich merken
onthouden
39
bestätigen
bevestigen
40
geeignet
geschikt
41
das Seminar
het werkcollege
42
die Leidenschaft
de hartstocht, de passie
43
der Aufsatz
het opstel
44
sich verlassen auf
vertrouwen op
45
zunächst
aanvankelijk, in het begin
46
die Anregung
de inspiratie
47
die Solaranlage
de zonne-energieinstallatie
48
Die Nachhaltigheit
de duurzaamheid
49
derzeit
op het moment
50
tätig sein
werkzaam zijn in
51
der Bereich
het gebied
52
die erneuerbare energie
de duurzame energie
53
der Rohstoff
de grondstof
54
durchaus
wel degelijk
55
der Bedarf
de behoefte
56
die Kommune
de gemeente
57
der Absolvent
de afgestudeerde
58
verringern
verminderen
59
bedürftig
behoeftig
60
bewahren vor
behouden voor
61
der Begründer
de oprichter
62
sich trauen
durven
63
freiberuflich
freelance
64
verzehren
eten
65
die Vernichtung
de vernietiging
66
das Regal
het schap
67
anspornen
aansporen, aanzetten tot
68
gewährleisten
waarborgen
69
sich trennen von
afstand doen van
70
etwas loswerden
van iets af willen, iets kwijtwillen
71
am Herzen liegen
waardevol zijn
72
die Erleichterung
de opluchting
73
verfügbar
beschikbaar, ter beschikking
74
zusätzlich
extra
75
bereuen
spijt hebben van
76
stattdessen
in plaats daarvan
77
verrückt
gek, krankzinnig
78
ablehnen
afwijzen, afkeuren
79
zwangsläufig
onvermijdelijk, vanzelf
80
insbesondere
in het bijzonder, vooral
81
überlegen
overdenken, overwegen
82
die Pfandflasche
de statiegeld fles
83
die Herstellung
de productie
84
der Vertrieb
de distributie, de verkoop
85
schlüssig
logisch, sluitend
86
grundsätzlich
afvoeren, zich ontdoen van
87
die Quote
het quotum, het percentage
88
die Auswirkung
het effect, de uitwerking
89
zudem
bovendien
90
unerheblich
irrelevant, verwaarloosbaar
91
bereits
al, reeds
92
der Rausch
de roes
93
begegnen
ontmoeten
94
die Klamotten
de kleren
95
die Spende
de gift, de donatie
96
der Reiz
de prikkel
97
sich etwas borgen
lenen
98
deswegen
daarom
99
der Vorzug
het voordeel
100
zweckentfremden
voor een verkeerd doel gebruiken
101
das Bedürfnis
de behoefte
102
erzeugen
genereren, opwekken
103
fehlen
missen
104
etwas entgegensetzen
iets tegenoverstellen
105
die Reichweite
het bereik, de reikwijdte
106
herangeben an
aanpakken, benaderen
107
aussteigen
afhaken, uitstappen
108
die Fertigung
de fabricage, de productie
109
niedrig
laag
110
etwas verwerfen
iets verwerpen, iets afwijzen
111
etwas umsetzen
iets omzetten, iets verwezenlijken
112
scheitern
falen, mislukken
113
die Grundlagen
de basis, de grondbeginselen
114
der Reissverschluss
de ritssluiting
115
langfristig
op lange termijn
116
ersteigern
op een veiling kopen
117
das Muster
het patroon, het model
118
das Verhalten
het gedrag
119
beobachten
observeren, waarnemen
120
der Otto-Normal-Verbraucher
Jan Modaal (de gemiddelde consument)
121
die Mittelschicht
de middenklasse
122
unbedingt
per se
123
der Tante-Emma-Laden
de buurtwinkel
124
schätzen
op prijs stellen, waarderen
125
das Gewerbegebiet
het bedrijventerrein
126
berücksichtigen
rekening houden met
127
etwas bewirken
teweegbrengen
128
gelingen
lukken
129
zurzeit
nu, op het ogenblik
130
das Verfahren
het proces, de procedure
131
die Lebensbedingungen
de levensomstandigheden
132
klären
oplossen, ophelderen
133
die Gebühren
de kosten, het collegeld
134
zudem
bovendien
135
Rücksicht nemen auf
rekening houden met
136
künftig
toekomstig
137
der Mangel
het gebrek
138
naheliegend
voor de hand liggend
139
anspruchsvoll
veeleisend
140
bemerkenswert
opmerkelijk, opvallend
141
die Zuversicht
het vertrouwen
142
in Hinblick auf
met het oog op
143
rückläufig
teruglopend, dalend
144
knapp
amper, krap
145
sich verwirklichen
zich ontplooien
146
die Aufstiegsmöglichkeiten
de carrièremogelijkheden
147
die Zuwanderung
de immigratie
148
erachten
achten, beschouwen als
149
die Vielfalt
de diversiteit
150
die Grundlage
de basis
151
nachdenklich stimmen
tot nadenken stemmen
152
im Gegenzug
in ruil
153
der Anteil
het aandeel
154
die Hemmschwelle
de drempel, de persoonlijke grens
155
sonderbar
vreemd, wonderlijk
156
die Arbeitsbedingungen
de arbeidsvoorwaarden
157
das Muster
het motief, het patroon
158
die Anerkennung
de erkenning
159
Im Nachhinein
achteraf