1.1 Wat wil je kopen Flashcards

1
Q

Wat is een behoefte

A

Iets wat je nodig hebt of graag wilt hebben noem je een behoefte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2 soorten behoeften:

A
  • basisbehoeften
  • overige behoeften
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Basisbehoeften

A

Wat je echt nodig hebt om te kunnen leven zoals eten, drinken, kleding, woonruimte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Overige behoeften

A

Dingen die je leven leuker of makkelijker maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar gaat economie over

A

De behoeften die mensen hebben en hoe ze in die behoeften kunnen voorzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn goederen

A

Goederen zijn tastbare producten, voorwerpen die je aan kunt raken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Soorten goederen

A
  • verbruiksgoederen
    -gebruiksgoederen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verbruiksgoederen

A

Broodje of flesje water verbruik je in korte tijd, daarna zijn ze op, het zijn verbruikdsgoederen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gebruiksgoederen

A

Een game, of een laptop gaan lange tijd mee, je gebruikt ze vaker, dat zijn gebruiksgoederen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Diensten

A

Diensten zijn niet tastbare producten. Een kapotte fiets kun je laten repareren door een fietsenmaker, hij levert je een dienst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe schrijf je euro’s

A
  • Afronden op 2 decimalen
    -Tussen de hele en de decimalen een komma (op rekenmachine een .)
    -Als het een heel bedrag is, hoeft er niets achter. € 2 (of € 2,00)
    -Bij duizendtallen een punt. € 88.200
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Consumeren

A

Het kopen van goederen of diensten om in je behoeften te voorzien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Als je iets koopt ben je een…..

A

consument

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zelfvoorziening

A

Àls je in je eigen behoeften voorziet. ( je maakt je eigen kleding, je bouwt je eigen huis, of je teelt je eigen groenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly