Leren 1 Flashcards

1
Q

volgorde handhavingspiramide

A
  • overtuigen, instrueren, adviseren
  • maatschappelijk toezicht, sociale controle, shaming
  • waarschuwen
  • boete/dwangsom
  • intrekken vergunning, stilleggen onderneming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hirschi special bonding theory

A

Sociale bindingen voorkomen criminaliteit;

  • Attachment: affectieve bindingen met belangrijke anderen, zoals ouders, vrienden en docenten
  • Commitment: betrokkenheid bij conventionele activiteiten, gekoppeld aan een bereidheid om beloftes na te komen
  • Involvement: de inzet bij conventionele activiteiten, zoals school en werk
  • Belief: het geloof in regels van de samenleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is regelreflex/Piramide van Maslow

A

op een geven moment krijg je meer regels, vroeger kreeg je veel sneller een uitkering en nu is het veel moeilijker (bezuiniging is belangrijk om sneller te handhaven), heel vaak overlappen regels elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is rolvervaging

A

het is niet altijd duidelijk wie de dader of het slachtoffer is, bijvoorbeeld bij strafbaarheid homoseksualiteit; wie is het slachtoffer en wie de dader, de maatschappij kan ook het slachtoffer zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is Homo homini lupus?

A

is de mens een wolf voor zijn medemens?; wolven worden gezien als gevaarlijke dieren en mensen zijn gevaarlijk voor elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is altruïsme?

A

in hoeverre ben je bereid om eigen belangen aan de kant te zetten voor andere; een soldaat die zichzelf opblaast om andere te redden, helpen met iets oppakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is Sociale controletheorie/bindingstheorie

A

Sociale bindingen voorkomen criminaliteit;

  • Attachment: affectieve bindingen met belangrijke anderen, zoals ouders, vrienden en docenten
  • Commitment: betrokkenheid bij conventionele activiteiten, gekoppeld aan een bereidheid om beloftes na te komen
  • Involvement: de inzet bij conventionele activiteiten, zoals school en werk
  • Belief: het geloof in regels van de samenleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is Anomiemodel/Strain/Deviantie typology

A
  • Conformity = doelen en middelen accepteren in de maatschappij
  • Innovation = doelen accepteren maar de middelen niet (illegale middelen)
  • Ritualism = doelen niet accepteren maar de middelen wel
  • Retratism = terugtrekken, doelen en middelen niet accepteren
  • Rebellion = nieuwe doelen en middelen maken

conformiteit (wat de meeste doen, met legale middelen proberen de culturele doelen te bereiken), vernieuwing/innovatie (met illegale middelen proberen doelen te bereiken), ritualisme (houdt zich aan de regels (legaal) maar houden zich niet aan de maatschappelijke doelen (afwijkend gedrag maar niet crimineel)), terugtrekking/retreatisme (niet meer mee doen: zwervers, daklozen, alcoholisten), rebellie (vervanging door andere dingen (spritiualiteit): skaters, krakers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is Sociale coördinatie

A

sociale controle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is Collectieve belangen

A

belangen ook voor andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is Tit-for-tat-strategie

A

handhavers zijn in staat om sancties op te schalen als de situatie daarom vraagt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De gemeente hebben een handhavende taak op zes domeinen

A
  1. Milieu
  2. Welzijn & Infrastructuur
  3. Onderwijs
  4. Openbaar vervoer
  5. Werk, inkomen & Zorg
  6. Generieke opsporing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Belangrijkste begrippen 6 domeinen gemeente

A

Subsidiariteit en proportionaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is subsidiariteit

A

de vraag wordt gesteld dat of het handhaven of de interventie of het ingrijpen de handhavende taak op het juiste niveau wordt geplaatst, is het op gemeentelijk niveau of nationaal niveau of zitten we te hoog? (Binnen de gemeente is de dichtste relatie bij de burger en het bestuur, meer controle en rechtstreekse communicatie, belangrijk dat handhaving dicht bij de burger wordt georganiseerd zodat de afstand niet te groot wordt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is Proportionaliteit

A

de vraag wordt gesteld dat of het handhaven of de interventie of het ingrijpen hoe dat op een correcte manier verhoudt van die problemen, is het ingrijpen niet veel te heftig?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Burgemeester steeds meer bevoegdheden;

A
  • jullie mogen hier niet samen zijn (corona)
  • je moet uit dit gebied
  • woning/pand sluiten
  • preventief fouilleren op wapens
  • over vergunningen
  • gebruik camera’s
  • tijdelijk huisverbod
  • bestuurlijke boete
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is preventief optreden

A

eerst een waarschuwing, dan kan je je nog aanpassen en anders een boete

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waar moet de overheid zich aan houden?

A
  • Zorgvuldigheidsbeginsel = de overheid mag niet zomaar iets beslissen, maar moeten goed nadenken over wat ze doen, hoe ze het doen en moeten dit ook vastleggen, overheidshandelen kan voor een burger ingrijpend zijn
  • Verbod van détournement de pouvoir = wetgeving alleen mag gebruiken waar het voor bedoeld is, zo mag de overheid een omgevingsvergunning voor het bouwen niet weigeren omdat de aanvrager eerder milieuregels heeft overtreden of zijn gemeentelijke belasting niet heeft betaald
  • Gelijkheidsbeginsel (artikel 1 van de GW) = gelijke gevallen moet je onder gelijke omstandigheden gelijk behandelen
  • Legaliteitsbeginsel = je mag niks doen zonder dat er van tevoren een wet is gemaakt
  • Fair-play-beginsel = mogen geen verborgen agenda hebben
  • Rechtszekerheidsbeginsel = je moet weten waar je aan toe bent, besluiten die de overheid neemt moeten zo zijn geformuleerd dat de burger op ieder moment moet kunnen weten wat er van hem verwacht wordt, onduidelijke besluiten zijn in strijd met het beginsel
  • Vertrouwensbeginsel = vertrouwen als de overheid iets zegt dat het klopt
  • Evenredigheidsbeginsel = niemand mag nadelige effecten hebben met keuzes van de overheid
  • Motiverend beginsel = alles moet duidelijk zijn voor iedereen, een onduidelijke motivering moet worden aangevuld of verbeterd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het Legaliteitsbeginsel

A

het handelen van de overheid moet op de wet gebaseerd zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is APV

A

gaat vormen van overlast tegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is rechtmatigheid

A

de gemeente mag niet zomaar iets doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is rechtmatig

A

breder; houdt de overheid zich aan de wet of niet en zijn de effecten van de maatregelen die ze nemen redelijk

  1. Het legaliteitsbeginsel
  2. Erkenning van grondrechten
  3. Machtenscheiding
  4. Rechterlijke controle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is wetmatig?

A

houdt de overheid zich aan de wet of niet

- De overheid moet af en toe teruggefloten worden, anders gaan ze tegen de rechten in die de mens heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Effect van handhavingsinstrumenten

A
  • Doelmatig (in hoeverre het beoogde doel met het instrument bereikt wordt zonder te veel negatieve neven effecten te bereiken)
  • Effectiviteit (gaat puur over de vraag van wordt het beoogde doel bereikt -> halen wij het doel?)
  • Efficiëntie (wordt het beoogde doel op een redelijke manier bereikt met middelen -> wordt het doel op een redelijke wijze behaald)
  • Billijkheid (proportionaliteit) (in hoeverre proberen wij het doel te bereiken met een interventie en gaan wij niet te ver)
  • Morele of politieke aanvaardbaarheid (subjectief, afhankelijk van context en timing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn waarden

A

zijn het meest algemeen en vaak ook zaken waar grote groep mensen het over eens kunnen zijn, ideaalbeeld vaag, nastrevenswaardig, hoe je moet leven in de maatschappij, voor iedereen belangrijk, algemeen, globaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn normen

A

komen voort uit waarden, maar zijn een slag specifieker. Hoewel een norm voortkomt uit een waarde, kan het zijn dat minder mensen het over deze specifieke norm eens zijn. Bij overtreding van een norm maakt het uit welk type norm het is. Bij overtreding van een fatsoensnorm hoort een andere interventie dan bij het overtreden van een juridische norm, concreet, vaak wat niet gewenst is (negatief), wat niet mag, ‘je mag niet discrimineren’, specifieker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn deugden

A

gewenste karaktereigenschappen om een goed leven te lijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Jeremy Bentham Klassiek Utilisme

A
  • persoonlijke verlangens opzij zetten en voor de meerderheid gaan
  • als het geluk van een grote groep toeneemt mag je het geluk van een kleine groep op offeren
  • geluk toenemen
  • maatschappij en individu
  • kijkt naar gevolgen
  • meest negatieve uitkomst
  • kosten- baten analyse (voor en nadelen afwegen)
  • grootste geluk voor het grootste aantal mensen
  • voorkomen van pijn voor zoveel mogelijk mensen
  • stelt altijd de meerderheid in gelijk dus kan nadelig zijn voor de minderheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

John Stuart Mill

A
  • vrijheidsbeginsel: ieder is vrij om zijn eigen genot op zijn eigen manier na te streven zolang hij anderen hun genot niet ontneemt of in de weg staat
  • utilisme aangepast
  • genot moet ook meegenomen worden
  • je mag alcohol drinken zolang je anderen hun vrijheid niet ontneemt
  • individu
  • kijkt naar gevolgen
  • grootste geluk
  • je mag een ander geen schade aandoen
  • familie relaties weegt meer dan mensen die je niet kent
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Aristoteles

A
  • deugdenethiek
  • individu
  • positieve kijk op de wereld
  • doel van het menselijk handelen: het goede leven
  • actief leven, specifieke eigenschappen die goed zijn voor de mens moet je ontwikkelen
  • deugdzaam persoon = een persoon die alle positieve menselijke eigenschappen heeft
  • gulden middenweg: niet doorschieten in het toepassing van een deugd
  • agenten die overal boetes voor geven zijn te ver doorgeschoten in hun karaktereigenschap nauwkeurigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Kant

A
  • beginselethiek
  • individu
  • handel alleen volgens de regel waarvan je tegelijkertijd wilt dat de regel voor iedereen is
  • nooit uitzondering voor jezelf
  • je mag mensen niet gebruiken voor je eigen doel (seks)
  • mag ik liegen? Nee want je wilt niet dat anderen liegen, in dit geval mag je nooit liegen
  • kei hard straffen
  • kijkt naar de handeling zelf niet naar de uitkomst
  • wanneer zou Kant het moreel goedkeuren als iemand zich door een kannibaal op laat eten?; nooit
  • eerlijk delen
  • categorisch imperatief: onder alle omstandigheden van toepassing
  • mensen in hun waarden laten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

John Rawls

A
  • maximin regel: als je in de slechtste positie terecht komt wat zou je dan doen, behandel anderen ook zo, jou kan zoiets ook overkomen
  • sluier van onwetendheid: niets weten van de positie waar je in terecht komt, je weet helemaal niks over je uiteindelijke positie: je leeftijd, jong, oud, voetballer, gehandicapt; als je dit doet krijg je een maatschappij waar alle posities acceptabel zijn
  • onpartijdig
  • gelijkheid boven vrijheid
  • zou niet voor de doodstraf kiezen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Hoofdstromen in ethische theorieën

A
  • De gevolgenethiek
  • De deugdenethiek
  • De plichtsethiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Empirische methode

A

vertrouwen op de menselijke ervaring, waarneming en redenering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Utilitarisme

A

stelt het nut van handelingen centraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is georganiseerde criminaliteit?

A
  • Groepen van personen die:
  • Primair gericht zijn op illegaal gewin
  • Systematisch misdaad plegen met ernstige gevolgen voor de samenleving en in staat zijn deze misdaden op betrekkelijk effectieve wijze af te schermen
  • In het bijzonder door de bereidheid te tonen fysiek geweld te gebruiken of personen door corruptie uit te schakelen
  • Fraude
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat valt onder ondermijning?

A
  • drugslabs- en plantages, dumpen van giftig chemisch afval,
  • intimiderende aanwezigheid van OMG’s,
  • gebruik van exessief geweld in de openbare ruimte
  • gefaciliteerd door bezit van en handel in zware automatische vuurwapens
  • bedreiging van lokale bestuurders en andere overheidsdienaren
  • intimidatie en corruptie
  • het ontstaan van parallelle samenlevingen in sommige wijken hangen nauw samen met de illegale drugsindustrie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat zijn Fluïde netwerken

A
  • flexibele en mobiele criminelen organisaties
  • jongeren die in verschillende samenstellingen en niet op dezelfde tijdstippen bij elkaar komen; samen vloeien
  • strategie van ‘korte klappen’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat zijn facilitators?

A

mensen, plekken of organisaties uit de bovenwereld die criminelen helpen, er zullen ook mensen meedoen die dat niet bewust doen; deze personen kan je uit het netwerk plukken om de ‘criminaliteit’ te stoppen (efficiënt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Vormen van ondermijnende criminaliteit

A
  • Fraude (zorgfraude, milieufraude = drugsdump)
  • Illegale handel (drugs)
  • Geweld (bedreiging van bestuurders)
  • Vrijplaatsen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is Wet BIBOB

A
  • Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (kan meer informatie opvragen over vergunningen bij RIEC’s)
  • Wet BIBOB (2003), bv. Seksinrichtingen, coffeeshops, bouwvergunningen
  • Beoordelen vergunning weigeren/intrekken/niet toegekend
  • Extra opsporingsbevoegdheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is BOB

A

Bijzondere opsporingsbevoegdheden; crisis in opsporing (geven zicht op iemands privéleven)

  • risicovol zijn voor integriteit en beheersbaarheid van opsporing
  • meer dan beperkte inbreuk maken op grondrechten van burgers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Bijzondere opsporingsbevoegdheden:

A
  • Betreden besloten plaats
  • Burgerinfiltrant
  • Opnemen vertrouwelijke communicatie met technisch hulpmiddel
  • Infiltratie
  • Pseudokoop
  • Stelselmatige informatie-inwinning
  • Observatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wie bepaald bij BOB?

A
  • Politie (voert uit)
  • Officier van Justitie (politie moet hiermee overleggen welke middelen worden ingezet)
  • Rechter-commissaris (Officier van Justitie vraagt hieraan of ze de middelen mogen inzetten en toetst dit of de middelen niet te ver gaan)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat is intercepteren BOB?

A

onderscheppen

  • Interceptie bij de providers (politie kan toegang krijgen)
  • Telefoon afluisteren
  • SMS meelezen
  • Data-tap
  • Ook plaatsbepaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat is Criminogene organisatiestructuur?

A

motorclubs hanteren geschreven en ongeschreven clubregels. Het doel van deze regels is het afdwingen van uniformiteit en loyaliteit; ze dienen dan ook strikt gevolgd te worden. Het naleven van deze regels zorgt ervoor dat tussen de leden en de maatschappij een sociale afstand ontstaat: een geslotengemeenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat is contrastrategiën?

A

georganiseerde criminaliteit hoge mate van kennis hoe OM en politie opereert, ze bestuderen elkaar; contra-observatie, corrumpering, intimidatie, bedreiging tegen politie en justitie

48
Q

Met wie werkt Steunpunt Huiselijk Geweld?

A
  • Politie
  • Reclassering
  • Jeugdzorg
  • Verslavingszorg
  • GGZ
  • en andere hulpverleners om het geweld te stoppen voor slachtoffers en kinderen

Het is er ook voor professionals
- Informeert en adviseert hen over de stappen die zij moeten zetten

49
Q

Welke soorten huiselijk geweld zijn er?

A
  • Eergerelateerdgeweld (verminkt, vermoord)
  • Ouderenmishandeling
  • Partnergeweld
  • Jeugdprostitutie
50
Q

acht diensten Veilig Thuis

A
  • Meldingen
  • Advies en ondersteuning
  • Veiligheidsbeoordeling
  • Overdracht na Veiligheidsbeoordeling
  • Voorwaarden en vervolg
  • Onderzoek
  • Overdracht
  • Monitoren
    Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (ook ouderenmishandeling) -> vermoeden? is voor iedereen benaderbaar
51
Q

Meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling

A
  • De meldcode helpt professionals met het signaleren en handen bij (vermoedens van) huiselijk geweld of kindermishandeling
  • Niet alleen bedoeld voor vermoedens van fysiek geweld maar ook psychisch of seksueel geweld en verwaarlozing
52
Q

Kindertelefoon

A
  • Tussen de 8 en 18 jaar

- Je kan over alles praten (verliefd, bang, verdrietig, opzien tegen school, trots)

53
Q

Centrum seksueel geweld

A
  • Verkrachting
  • Aanranding
  • Korter dan 7 dagen geleden meegemaakt
54
Q

Ouderenmishandeling

Vijf vormen

A
  • Lichamelijke mishandeling
  • Psychische mishandeling
  • Verwaarlozing
  • Financiële uitbuiting
  • Seksueel misbruik
55
Q

Wat is Neurobiologische gevolgen

A

hersenontwikkeling, huiselijk geweld kent deze gevolgen vooral bij kinderen, door de angst ontwikkelen ze zich minder goed

56
Q

Definities huiselijk geweld

A

‘(dreigen met) geweld, op enigerlei locatie (kan op andere plekken hoeft niet in huis te zijn), door iemand uit de huiselijke kring (hoeven niet de ouders te zijn; broer, zus, huisvriend, tante, oom), waarbij onder geweld wordt verstaan: fysieke, seksuele of psychische aantasting van de persoonlijke integriteit van het slachtoffer (stalken), daaronder ook begrepen ouderenmishandeling en eer gerelateerd geweld’

‘het gaat om geweld dat door iemand uit de huiselijke of familiekring van het slachtoffer is gepleegd. Deze kring bestaat uit (ex)-partners, gezinsleden, familieleden, huisgenoten en huisvrienden.’

57
Q

Geweld in afhankelijkheidsrelaties

A

Geweld in huiselijke kring

  • Partnergeweld
  • Ouderenmishandeling
  • Eer gerelateerd geweld
  • Huwelijksdwang en achterlating
  • Kindermishandeling (incl. seksueel misbruik en vrouwelijke genitale verminking)

Geweld in professionele setting (instelling)

  • Ouderenmishandeling
  • Kindermishandeling (incl. seksueel misbruik)
  • Misbruik van mensen met een beperking

Geweld in vrijwillige sector (vrijwilligers werk)

  • Ouderenmishandeling (pinpas stelen)
  • Kindermishandeling (incl. seksueel misbruik) (sportwereld)
58
Q

Soort geweld (partner/expartner geweld)

A

Intimate terrorism (partnerterreur)

  • Stelselmatig, intentioneel geweld, opzettelijk
  • Uiting van machtsverschillen (vaak jaloers, weinig vrijheden)
  • Vaker door mannen gepleegd dan door vrouwen

Common couple violence (situationeel geweld)

  • Uit onmacht, door spanningen, gebrekkige communicatie
  • In gelijke mate door mannen en vrouwen gepleegd
  • Mannen: seksueel en geweld
  • Vrouwen: emotioneel en sociaal
59
Q

Vormen van huiselijk geweld

A
  • Fysiek geweld (verwaarlozen)
  • Psychisch geweld (kleineren, onderwijs verwaarlozen)
  • Seksueel geweld
60
Q

Gevolgen van huiselijk geweld

A
  • Lichamelijk letsel (wonden)
  • Psychische gevolgen (komt nooit meer goed)
  • Psychosociale klachten
  • Transgenerationele overdracht (meeste mishandelen ook hun eigen kinderen later)
  • Maatschappelijke gevolgen (kost veel geld, hulpverlening, psychische klachten, uitkering door werk uitval)
61
Q

Risicofactoren huiselijk geweld (wanneer komt huiselijk geweld vaker voor)

A

Kwetsbare doelgroep

  • Chronisch ziek, verstandelijke beperking en/of psychische problemen
  • Verslaving
  • Nare jeugdervaringen
  • Relatieproblemen
  • (Ongeplande) zwangerschap
  • Lage opleiding
  • Geen werk
  • Etnische minderheid
  • Sociaal isolement
  • Problematische woonomgeving
  • Laag inkomen
  • Jonger dan 20 jaar (bijv. tienermoeders)
62
Q

Wat is het model van Duluth

A

Als je geweld in relaties wilt voorkomen moet je heel goed kijken welke aspecten in die relatie lijden tot dat geweld; wordt er geïntimideerd, gecontroleerd; wat voor relatie heb ik mee te maken

63
Q

Behandeling daders relationeel geweld; interventie

A
  • Veelal zijn behandelprogramma’s gebaseerd op een combinatie van Duluth-elementen en cognitief-gedragstherapeutische elementen
  • Cognitief-gedragstherapeutische interventies
  • cognitieve vertekeningen (hoe je het gedrag van de ander interpreteert; vaak te maken met dingen die je hebt meegemaakt of traumatische ervaringen/welke gedachten heb ik dat ik zo geïrriteerd raak en hoe kan je in dezelfde situatie positief handelen)
  • alternatief gedrag (agressiehantering en conflicthantering) (wat voel je voordat je agressief wordt, waar begint dit en hoe zou je dit kunnen remmen)
  • Behandeling vindt meestal plaats in groepsverband
64
Q

De penologie bekijkt

A
  • Geschiedenis van het straffen
  • Wie straffen we?
  • Hoe straffen we?
  • Waarom en wanneer straffen we?
  • Wat is het effect van straffen?

Penologie is de sociaal-wetenschappelijke bestudering van de oplegging en tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties’

65
Q

Wat zijn hoofdstraffen

A
  1. Gevangenisstraf: bij misdrijven (ernstige strafbare feiten). Tijdelijke gevangenisstraffen variëren van 1 dag tot 30 jaar. Een levenslange gevangenisstraf is in Nederland echt levenslang. Veroordeelden kunnen alleen vrijkomen als de koning gratie verleent.
  2. Hechtenis: bij overtredingen (niet te verwarren met ‘voorlopige hechtenis’). De hechtenis wordt minimaal opgelegd voor de duur van een dag en maximaal voor de duur van een jaar. In uitzonderlijke gevallen kan de hechtenis de duur van een jaar te boven gaan en voor 1 jaar en vier maanden worden opgelegd; als je een boete niet hebt betaald of overtreding (je bent al 30 keer door rood gereden je moet een boete van 3.000 euro betalen, als je dit niet doet wordt vervangen door een gevangenisstraf van 30 dagen = hechtenis
  3. Taakstraf/werkstraf: de rechter mag een taakstraf opleggen bij strafbare feiten waarvoor naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van minder dan zes jaar of meer is gesteld en die géén ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge hebben gehad. Bij een taakstraf moet de veroordeelde maximaal 240 uur onbetaald werk doen; als je geen geld hebt om een boete te betalen
  4. Geldboete: zowel bij overtredingen als misdrijven. Ook mogelijk in combinatie met andere straffen. Zes categorieën, variërend van 225 euro tot 450.000 euro. Financiële draagkracht wordt in overweging genomen.
66
Q

Wat zijn bijkomende straffen

A
  • Openbaarmaking van de rechtelijke uitspraak (alle zaken staan openbaar maar nu zonder naam, een bijkomende straf kan zijn openbaarmaking van je naam)
  • Ontzetting uit bepaalde rechten (bijvoorbeeld stemrecht, rijbewijs)
  • Ontzetting uit een ambt of beroep
  • Verbeurdverklaring (afpakken van bijvoorbeeld vluchtvoertuig)
67
Q

Wat zijn strafrechtelijke maatregelen

A

Niet bedoeld als straf maar om de maatschappij te reguleren

  1. Plaatsing in een psychiatrische kliniek (ze gaan ervan uit dat als je eruit mag je niet herhaalt)
  2. Ter Beschikking Stelling (TBS) = langer en ernstiger; kans op herhaling is groot
  3. Plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD sinds 2004 = voor veelplegers/draaideurcriminelen (vaak verslavingsproblemen); kleine strafbare feiten
  4. Onttrekking aan het verkeer (bijvoorbeeld vuurwapens)
  5. Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (‘Plukze-wetgeving’); bv. wietplantage, hoeveel heb je hieraan verdient? Teruggeven aan de staat
  6. Schadevergoeding; schade betalen voor materieel leed of geestelijk leed
68
Q

Wat zijn strafdoelen

A
  • Generale preventie: gericht op de maatschappij (als jij weet dat er een boete staat zorg je dat je niet te hard rijdt bijvoorbeeld; gericht op dat mensen zich gedragen)
  • Speciale preventie: gericht op de gestrafte (het niet nog een keer doen)
  • Vergelding (als slachtoffer wil je dat het leed dat jou is aangedaan vergolden wordt)
  • Afschrikking
  • Onschadelijkmaking (bescherming van de maatschappij door mensen op te sluiten)
  • Resocialisatie (een verslaafde die zich niet wil laten behandelen; verplichte opsluiting door het helpen van iemand zijn leven te verbeteren)
  • Herstel
69
Q

Wat is panopticon

A

mensen houden zich beter aan de regels als ze denken dat ze in de gaten worden gehouden (god) -> hele grote ronde gevangenis die je vanaf één centraal punt kan bekijken
- Tegenwoordig heb je dit met camera’s dat je voelt dat je bekeken wordt

70
Q

Wat is de preventieve werking van straffen en belonen

A
  1. prospect theorie (verwachtingentheorie)
  2. Angst voor gevolgen: werkt bij merendeel van mensen (rationele keuzes)
  3. Werkt voor klein deel niet: niet-rationele
71
Q

Wat is herstelrecht

A
  • Slachtoffer staat centraal
  • De schade die door een misdrijf is aangericht te herstellen
  • De dader hoort de schade ongedaan te maken bijvoorbeeld door schade financieel te vergoeden
  • Is niet alleen van toepassing op mensen die deugdzaam zijn van aart, maar is van toepassing op mensen die bereid zijn om deugdzaam te handelen (irrationele mensen kunnen ook deugdzaam zijn van aart)
  • Bereid zijn om deugdzaam te handelen (ethisch te handelen en eigen fouten toe te geven)
72
Q

Wat is herstelmiddeling?

A
  • Positieve interventie
  • Beloning van positief gedrag
  • Bepaalde strafvermindering van deelname aan herstelmiddelingstraject
  • Berouw tonen
  • In gesprek met slachtoffers
  • Slachtoffers kunnen als positief ervaren
73
Q

wat is de reclassering?

A

Bijdrage aan een veilige en humane samenleving, zoveel mogelijk voorkomen van recidive

74
Q

Wat doet de reclassering?

A
  • Advies
  • Toezicht (controle en begeleiding)
  • Werkstraf
  • Gedragsinterventie
  • Risicobeheersing, gedragsverandering en re-integratie
75
Q

Wat is extramurale detentie?

A

enkelband

76
Q

Wat is moreel?

A
  • goed en kwaad

- goed en fout

77
Q

Wat zijn de voor en nadelen van risicoprofielen en risicosturing?

A

Voordeel

  • Informatiegericht gestuurd
  • Verdachte bedrijven in kaart brengen
  • Je hebt veel cijfers
  • Nadeel: veel mensen worden gecontroleerd die er misschien niks mee te maken hebben
  • Hokjes denken, ethisch profileren
78
Q

wat is A general theory of crime?

A

Principes:

  • Mensen met weinig zelfcontrole zijn vaak impulsief
  • Lage zelfcontrole leidt tot het verzwakken van sociale banden
  • Lage zelfcontrole en impulsiviteit, gekoppeld aan gelegenheid, leiden tot criminaliteit
79
Q

Wat is Sociaal contract

A

een natuur situatie waarin wij als mensen met elkaar samenleefde zonder dat er een overheid, rechtssysteem (politie die ons controleren) was. Die natuur situatie (state of nature) was een hele nare situatie, omdat wij constant op onze hoede moesten zijn en bezig waren met de vraag of wij wel veilig waren. Het leven wordt korter en naarder als je zo moet leven, omdat je daar continu mee bezig bent. Je kan niet normaal leven op die manier. Het contract kwam toen dat je een deel van je vrijheid moest inleveren voor bescherming.

80
Q

Wat is windowdressing/symboolwetgeving?

A

Wetgeving die ontstaat als de afspraak tussen verschillende partijen verschilt van mening

Probleem; Er worden regels opgesteld om aan te tonen dat de overheid en probleem ernstig vindt, maar er zijn weinig positieve effecten van die regels te verwachten -> regelreflex

81
Q

Wat is Rechterlijke controle

A

de rechter mag toetsen of wetten al dan niet in overeenstemming zijn met de Grondwet

82
Q

Wat is machtenscheiding?

A

leer dat de wetgevende, uitvoerende en de rechterlijke macht gescheiden moet zijn

83
Q

Wat is belangrijk bij responsieve regulering?

A
  • inleven in de persoon die je handhaaft

- het is belangrijk om interventies af te stemmen op de houding van de overtreder

84
Q

Wat is gezag?

A

Gezag bestaat als machtsuitoefening door burgers als legitiem wordt ervaren

85
Q

Er bestaat een tegenstrijdige verhouding tussen gemeente en burgers, welk probleem heeft de gemeente in de veiligheidszorg wat betreft de verhouding met de burgers?

A

de wensen en behoeften van burgers wegen tegenwoordig zwaarder dan vroeger, maar burgers zijn mondiger en kritischer geworden, waardoor ze zich minder snel voegen naar plannen en aanwijzingen van de gemeente

86
Q

Wat zegt Raaff over de spagaat waarin toezicht en handhaving zich vaak bevinden met de burgers?

A

Bij calamiteiten vindt men dat het toezicht niet streng genoeg was, maar als alles goed gaat dan zijn de toezichtlasten en bureaucratie weer te groot

87
Q

Wat is een voordeel van het risicoprofiel?

A

Risicoprofielen maken het mogelijk om met minder handhavers efficiënter te werken

88
Q

om criminele netwerken aan te pakken richt de politie zich steeds meer op facilitatos ipv kopstukken/bazen, waarom?

A

Facilitators hebben vaak vaardigheden die moeilijk te vervangen zijn

89
Q

Waarom wordt weinig aangifte gedaan bij ouderenmishandeling?

A

Ouderen schamen zich vaak om aangifte te doen

90
Q

Welke instantie die in Nederland kan extra maatregelen van de kinderrechter kan vragen zodat de kinderen van Henk ook in de toekomst zijn beschermd?

A

De Raad voor de Kinderbescherming

91
Q

Het is moeilijk om zicht te krijgen op huiselijk geweld, waarom?

A
  • Signalering van huiselijk geweld door professionals is moeilijker dan voor criminaliteit in het publieke domein
  • Huiselijk geweld is niet altijd zichtbaar voor het sociale netwerk van dader en slachtoffer
  • Angst en schaamte verlagen de meldingsbereidheid van slachtoffers
92
Q

Wat is modus operandi?

A

een manier van werken

93
Q

op welke manier kan het effect van straffen vergroot worden?

A

Straffen moeten consistent zijn om het effect te vergroten

94
Q

Wat is humanisering van detentie?

A

(menselijk maken) vrijheidsbeneming is op zichzelf de straf en extra leedtoevoeging dient voorkomen te worden

95
Q

De verwachtingstheorie stelt dat mensen bij het nemen van beslissing om een regel wel of niet te overtreden;

A

(motivatie) De eventuele nadelen meestal groter inschatten dan de voordelen

96
Q

hoofddoel van reclassering Nederland

A

Een bijdrage leveren aan een veilige en humane samenleving, waarbij het voorkomen van nieuw delict gedrag van cliënten centraal staat

97
Q

verhouding tussen herstelrecht en strafrecht

A

Bij herstelrecht staat niet alleen de dader centraal, maar wordt er eveneens aandacht besteed aan de belangen van het slachtoffer en de gemeenschap/maatschappij

98
Q

2 stellingen over jeugdreclassering

A
  • jeudgreclassering kan worden opgelegd aan jongeren tussen 12 en 18 jaar, maar in sommige gevallen tot 23 jaar in verband met het adolescentenstrafrecht
  • jeugdreclassering bestaat uit een combinatie van intensieve hulp en toezicht
99
Q

Wat is het verschil tussen ‘reintegrative shaming’ en ‘desintegrative shaming’

A

Bij ‘reintegrative shaming’ is er wel sprake van een afkeuring van het handelen van de dader, maar wordt tegelijk getracht respect voor hem/haar te behouden door hem op de mogelijkheid te bieden weer opgenomen te worden in de gemeenschap waarvan hij deel uitmaakt. Dit is niet het geval bij ‘desintegrative shaming’.

100
Q

stelling over slachtofferbewust werken

A

Slachtofferbewust werken moet dader specifiek zijn en het moet zijn afgestemd op het specifieke delictprofiel

101
Q

Wat is macht

A

er is geen controlemechanisme als er geen macht is bij diegene die handhaven, deze macht moet dus aanwezig zijn
- Macht behelst de mogelijkheid die een instituut of een vertegenwoordiger daarvan heeft om een ander zijn wil op te leggen, eventueel tegen iemands zin, met dwangmiddelen, zoals straf en boetes

102
Q

wat is legitiem?

A

wettig en aanvaardbaar

103
Q

Wat zijn formele en informele machtsmiddelen?

A
  • formele machtsmiddelen = wettelijke regels

- informele machtsmiddelen = ongeschreven gedragsnormen (regels binnen je vriendengroep)

104
Q

Wat is subsidiariteit

A

het minst ingrijpende middel moet inzetten om een bepaald doel te bereiken

105
Q

Wat is emotiecultuur en dramademocratie?

A
  • emotiecultuur = lachen en huilen
  • dramademocratie = democratie waarin politici bewust inspelen op de emoties van de bevolking, hierbij meestal geholpen door de media
106
Q

Wat is het doel van RIEC’s? (Regionale Informatie en Expertise Centra opgericht in het kader van het programma Bestuurlijke Aanpak Georganiseerde Criminaliteit)?

A
  • Doorbreken van economische machtsposities, die zijn opgebouwd met behulp van op criminele wijze vergaard kapitaal
  • Voorkomen dat vermenging ontstaat tussen onder- en bovenwereld
  • Voorkomen dat criminelen door de overheid worden gefaciliteerd
107
Q

wat is het doel van gevangenisstraf en op welke manier kan dit doel worden bereikt?

A

Een van de doelen van gevangenisstraf is speciale preventie (daders afhouden van toekomstig crimineel gedrag).

  • Resocialisatie
  • Langdurige opsluiting
  • Speciale afschrikking
108
Q

In plaats van straffen kunnen er ook beloningen worden gebruikt om gedragsverandering te bereiken. Wat is echter een nadeel van het gebruik van beloningen?

A

Als de ontvanger geen behoefte aan de beloning heeft, werkt belonen niet

109
Q

Wat is stimulus respons?

A

reactie van een organisme op een verandering in de uitwendige of inwendige omgeving. Deze prikkel wordt een stimulus genoemd (zintuigen)

110
Q

Wat is conditioning escape?

A

Een actie die een individu onderneemt, waardoor de negatieve consequentie stopt

;hij past zich aan om van het gezeik af te zijn (slaan in een jeudginrichting; vind dit normaal)

111
Q

wat is internalisering?

A

is het zich zodanig eigen maken van de groepswaarden en -normen dat deze niet meer als van buitenaf opgelegd worden ervaren.

112
Q

wat is Reintegrative shaming

A

houdt in dat het afkeuren van het delinquent gedrag gepaard gaat met gebaren van wederaanvaarding in de samenleving

113
Q

wat is waar over het strafproces en herstelproces in Nederland?

A
  • In Nederland kan een herstelproces al worden begonnen wanneer het strafproces formeel nog niet is afgerond
  • In Nederland mag alleen een vertegenwoordiger van het OM het herstelproces begeleiden als dit als een voorwaarde voor sepot is vastgesteld; fout ook andere instanties
  • In Nederland wordt er in het strafproces standaard rekening gehouden met de uitkomsten van een herstelproces, in tegenstelling tot in andere westerse landen; fout, zowel de dader als slachtoffer moet dit ook willen
114
Q

wat is incidentalisme?

A

een aan een schakeling aan incidenten

115
Q

Waarom is criminaliteit ‘achter de voordeur’ moeilijk te bestrijden?

A
  • verborgen verschijnselen
  • de betrokkenen zijn niet altijd simpelweg als slachtoffer of pleger van het geweld te labelen
  • niet alle meetbare voorvallen zijn in elke context te kwalificeren als huiselijk geweld of kindermishandeling