Hoofdstuk 1 begroetingen Flashcards
1
Q
Goedemorgen
A
Buenos dias
2
Q
Goedenavond
A
Buenas noches
3
Q
Goedendag
A
Buenos dias
4
Q
Hallo
A
Hola
5
Q
Hoe gaat het met u?
A
?Qué tal?
6
Q
Hoe is het? / Hoe gaat het met je?
A
?Cómo estás?
7
Q
Alles goed?
A
?Va todo bien?
8
Q
Goed en met u?
A
Bien, Gracias. ?Y usted?
9
Q
Waar komt u vandaan?
A
?De dónde es usted?
10
Q
Ik kom uit België.
A
Soy de Bélgica.
11
Q
Bent u Spaans?
A
?Es usted español?
12
Q
Ik ben een Belg, en jij?
A
Soy belgica, ?y tú?
13
Q
Hoe heet je?
A
?Cómo te llamas?
14
Q
Hoe heet u?
A
?Cómo se llama?
15
Q
Ik heet Evelyne
A
Me llamo Evelyne