1.8 Flashcards

1
Q

bruto binnenlands product (bbp)

A

de totale toegevoegde waarde van goederen en diensten die de inwoners van een land in een jaar produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bruto nationaal product (bnp)

A

de totale toegevoegde waarde van goederen en diensten die mensen van 1 nationaliteit in een jaar produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

inkomen per hoofd

A

het geld dat een land per persoon verdient door winst, salaris, rente enzovoort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bruto regionaal product (brp)

A

de totale toegevoegde waarde van de goederen en diensten die in een bepaald gebied in een jaar worden geproduceerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

brp per hoofd

A

het bnp gedeeld door het aantal mensen van de bijbehorende nationaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

beroepsbevolking

A

het deel van de bevolking boven een bepaalde minimumleeftijd dat werkt of beschikbaar is voor werk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

analfabetisme

A

het niet kunnen lezen of schrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

VN-ontwikkelingsindex/Human Development Index (HDI)

A

een samengestelde indicator die wordt gebruikt om de ontwikkeling van landen te meten op basis van drie ontwikkelingskenmerken: onderwijs, levensverwachting en het inkomen per hoofd. Uitgedrukt tussen 0 en 1.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bevolkingsgroei

A

de toe- of afname van de bevolking door de natuurlijke bevolkingsgroei en het migratiesaldo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

demografisch transitiemodel

A

een model dat de overgang laat zien van een situatie met hoge geboorte- en sterftecijfers naar een situatie met lage geboorte- en sterftecijfers in 5 fasen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kindersterfte

A

sterfte van kinderen voor het bereiken van de leeftijd 5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

leeftijdsopbouw

A

de samenstelling van de bevolking naar leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

demografische druk

A

verhouding tussen de niet-werkende (0-20 en 65+)leeftijdsgroep en de werkende leeftijdsgroep (20-65). Hoe hoger het aantal niet-werkenden, hoe hoger de druk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

vruchtbaarheidscijfer

A

het gemiddeld aantal geboren kinderen per vrouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bevolkingsspreiding

A

de verdeling van de inwoners over een land of gebied, ofwel de verschillen in bevolkingsdichtheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verstedelijkingsgraad

A

het percentage van de bevolking dat in de stad woont.

17
Q

verstedelijkingstempo

A

de snelheid waarmee het percentage van de bevolking dat in de stad woont, toeneemt.

18
Q

democratisch gehalte

A

de mate waarin de burgers van een land zeggenschap, vrijheden en rechten hebben. Het gaat om politieke inspraak, persvrijheid.

19
Q

mensenrechten

A

de basisrechten van de VN die voor ieder mens in de wereld gelden.