2 - 1 inleiding Flashcards
Wat is het nut van warmteverliesberekeningen?
- berekening van de verwarmingsinstallatie en de verwarmingslichamen
- eisen van de overheid inzake isolatie van gebouwen
Waarvoor staat λ en wat houdt het in?
λ is de thermische geleidbaarheid (materiaaleigenschap), de hoeveelheid warmte die het isolatiemateriaal doorlaat.
He lager de λ-waarde, hoe minder warmteverlies, hoe beter de isolatie. De λ-waarde is als het DNA van het materiaal.
Waarvoor staat E en wat houdt het in?
E is de energieprestatie (gebouweigenschap), de hoeveelheid energie die een gebouw nodig heeft om te leven. Hoe lager het E-peil, hoe energiezuiniger het gebouw.
Waarvoor staat K en wat houdt het in?
K is het thermisch verlies (gebouweigenschap), de hoeveelheid warmte die een gebouw verliest via de bouwschil. Hoe lager het K-peil, hoe minder warmteverlies, hoe beter de isolatie.
Waarvoor staat R en wat houdt het in?
R is de thermische weerstand (producteigenschap), de hoeveelheid warmte die het materiaal tegenhoudt. Hoe hoger de R-waarde, hoe minder warmteverlies, hoe beter de isolatie.
Waarvoor staat U en wat houdt het in?
U is de thermische transmissie (constructie-eigenschap), de hoeveelheid warmte die doorheen een constructie gaat. Hoe lager de U-waarde, hoe minder warmteverlies, hoe beter de isolatie.
Waarvoor staat de afkorting EPC?
Energie Prestatie Certificaat
Waarvoor dient EPC?
Het is het certificaat bij de verkoop/verhuur van gebouwen.
Waarvoor staat de afkorting EPB?
Energie Prestatie en Binnenklimaat
Waarvoor dient EPB?
Het is het certificaat bij (ver)bouwen.
Leg het deeltjesmodel = molecuulmodel uit.
Alle stoffen bestaan uit deeltjes. Dit zijn de kleinste deeltjes, de bouwstenen van een materie/stof.
Als moleculen bij elkaar in de buurt zijn, trekken ze elkaar aan.
Tussen de moleculen zit een afstand.
Alle moleculen bewegen:
- hoe sneller ze bewegen, hoe warmer de stof die ze vormen is
hoe sneller dat ze trillen, hoe meer ruimte dat ze nodig hebben
Bespreek de moleculen in een vaste stof.
In een vaste stof zitten alle moleculen op een vaste plaats (kristalrooster).
Ze bewegen/trillen om hun evenwichtstand heen.
Bespreek de moleculen in een vloeistof.
In een vloeistof zitten de moleculen wel tegen elkaar, maar niet vast aan elkaar (geen vaste plaats).
Alle moleculen bewegen kriskras door de vloeistof.
Bespreek de moleculen in een gas.
In een gas zitten de moleculen heel erg ver uit elkaar.
Ze bewegen kriskras door de ruimte (geen vaste plaats).
Vergelijk de aantrekkingskracht tussen moleculen in de verschillende aggregatietoestanden.
In een vaste stof is de aantrekkingskracht tussen moleculen groot.
In een vloeistof is de aantrekkingskracht tussen de moleculen minder groot.
In een gas is de aantrekkingskracht tussen de moleculen te klein door de grote afstand.
Wat betekent een temperatuurstijging voor de bewegingsenergie van moleculen?
De bewegingsenergie neemt toe. Moleculen bewegen sneller en hebben meer bewegingsvrijheid.
Welke twee soorten energie bezitten de moleculen bij vaste stoffen en vloeistoffen?
- kinetische energie
- potentiële energie
= inwendige energie
Wat is het gevolg van een toename van kinetische energie?
De temperatuur van de stof stijgt.