2 Flashcards

1
Q

goal

A

het doel

elk doel
dit of dat doel
deze of die doelen
ons doel
een handig doel

Dit doel heeft me veel motivatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hotel

A

het hotel

elk hotel
dit of dat hotel
deze of die hotels
ons hotel
een gezellig hotel

Dat was een heel gezellig hotel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

level

A

het niveau

elk niveau
dit of dat niveau
deze of die niveaus
ons niveau
een hoog niveau

Die jonge staat al op een hoog niveau met zijn Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

advice

A

het advies

elk advies
dit of dat advies
deze of die adviezen
ons advies
een hoog advies

Er zijn zo veel verschillende adviezen over wat je met je aandelen zou moeten doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

end

A

het einde

elk einde
dit of dat einde
deze of die einde
ons einde
een hoog einde

Je kan een winkel aan het einde van de weg vinden.

Bij het woord ‘einde’ kun je het over drie dingen hebben:

  • plaats waar iets ophoudt (voorbeeld: het einde van de weg)
  • moment/tijd waarop iets eindigt of geëindigd is (voorbeeld: tot het bittere einde doorgaan)
  • wijze waarop iets afloopt (voorbeeld: iets tot een goed einde brengen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

idea

A

het idee

elk idee
dit of dat idee
deze of die ideeën
ons idee
een leuk idee

Het was een leuk idee om samen met ons allemaal te gamen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

research

A

het onderzoek

elk onderzoek
dit of dat onderzoek
deze of die onderzoeken
ons onderzoek
een langdurig onderzoek

Tijdens dit onderzoek kun je soms een ongemakkelijk gevoel krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

terrain

A

het terrein

elk terrein
dit of dat terrein
deze of die terreinen
ons terrein
een verboden terrein

Nee, we moeten terug. Vanaf hier begint een verboden terrein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

doek

A

het doek

elk doek
dit of dat doek
deze of die doeken
ons doek
een boeiend doek

Het doek zeg je voor dingen die zijn gemaakt van of op een doek. Bv. schilderijen of zeildoeken. De doek is een doek die je thuis gebruikt om dingen te drogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

watch

A

het horloge

elk horloge
dit of dat horloge
deze of die horloges
ons horloge
een mooi horloge

Ja, een mooi horloge zou ik wel willen hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

news

A

het nieuws

elk nieuws
dit of dat nieuws
deze of die “-“
ons nieuws

Ja, ik kan ook niet al het nieuws volgen/lezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

station

A

het station

elk station
dit of dat station
deze of die stations
ons station
een mooi station

Stoppen we nu bij elk station?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

salt

A

het zout

elk zout
dit of dat zout
deze of die zouten
ons zout
een zoutig zout

En zout kan meer of minder zoutig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

a farewell / parting

A

het afscheid

elk afscheid
dit of dat afscheid
deze of die afscheid
ons afscheid
een mooi afscheid

Oma had me een mooi afscheid georganiseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

element

A

het element

elk element
dit of dat element
deze of die elementen
ons element
een belangrijk element

De stofzak is een belangrijk element van efficiënte stofzuigertechnologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ice / ice cream

A

het ijs

elk ijs
dit of dat ijs
deze of die ijsjes
ons ijs
een lekker ijs

Dit mangosorbetijs is echt ongelooflijk lekker.

17
Q

accident

A

het ongeluk

elk ongeluk
dit of dat ongeluk
deze of die ongelukken
ons ongeluk
een verschrikkelijk ongeluk

Ze hadden een paar jaar geleden een echt verschrikkelijk ongeluk met de auto.

18
Q

tenner / decade

A

het tientje

elk tientje
dit of dat tientje
deze of die tientjes
ons tientje
een tientje

Mag ik een tientje lenen?

19
Q

diploma

A

het diploma

elk diploma
dit of dat diploma
deze of die diploma's
ons diploma
een belangrijk diploma

Een diploma is niet per se nodig als je als psycholoog wil werken, maar het helpt wel.

20
Q

the head / chief

A

het hoofd

elk hoofd
dit of dat hoofd
deze of die hoofden
ons hoofd
een inspirerend hoofd

Mr. Bosman was echt een inspirerend hoofd van de afdeling.

21
Q

autumn

A

het najaar

elk najaar
dit of dat najaar
deze of die najaren
ons najaar
een zielig najaar

De kleuren zijn tijdens elk najaar mooi, maar van binnen voel ik me toch zielig.

22
Q

traintrack

A

het spoor

elk spoor
dit of dat spoor
deze of die sporen
ons spoor
een moeilijk bereikbaar spoor

Spoor 10 is echt een moeilijk bereikbaar spoor.

23
Q

silver

A

het zilver

elk zilver
dit of dat zilver
deze of die "-"
ons zilver
een zilveren zilver

Dit is het meest zilveren zilver dat ik ooit heb gezien.