2. Klassendefinities Flashcards

1
Q

Accessormethode

A

Deze retourneert informatie over de toestand van een object.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Actuele parameter

A

De waarde van een parameter die aan een constructor of methode is doorgegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bereik

A

Het deel van de broncode van waaruit een bepaalde variabele kan worden benaderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Body van een methode

A

Het deel van de methode dat de eigenlijke code bevat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Booleaanse expressie

A

Een stuk code dat slechts twee mogelijke waarden heeft: waar en onwaar.

Dit wordt vaak gebruikt om een keuze te maken in een conditioneel statement.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Commentaar

A

Regels tekst die in de broncode worden bijgevoegd en bedoeld zijn voor menselijke lezers en niet voor de computer.

Ze dienen om de broncode toe te lichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Conditioneel statement

A

Deze resulteert in één van twee mogelijke acties afhankelijk van het resultaat van een test.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Constructor

A

Speciale methode die ervoor verantwoordelijk is dat een object bij de creatie op de juiste manier wordt ingesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Declaratie

A

Een regel code die een variabele aanmaakt.

Deze bevat de naam en het type van de variabele.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Evaluatievak

A

Het gebied in BlueJ waarin expressies kunnen ingegeven worden om het resultaat te bekijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Expressie

A

Deel van een statement dat een berekening doet.

Dit kan gaan van één variabele tot een ingewikkelde formule.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Formele parameter

A

Een naam van een variabele in de header van een constructor of een methode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Header van een klasse

A

Het buitenste gedeelte van een klasse.

Deze bevat een accessmodifier, het sleutelwoord class en de naam van de klasse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

If-statement

A

Een andere naam voor een conditioneel statement.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Instantievariabele

A

Andere naam voor een veld.

Deze bevat gegevens die door een object gebruikt worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Levensduur

A

Deze beschrijft hoe lang een bepaalde variabele zal blijven bestaan voordat deze wordt vernietigd.

17
Q

Lokale variabele

A

Deze wordt binnen één enkele methode gedeclareerd en gebruikt.

Het bereik en de levensduur zijn beperkt tot die van de methode zelf.

18
Q

Methode

A

Deel van het object dat verantwoordelijk is voor het gedrag van het object.

Deze levert de functionaliteit.

19
Q

Mutatormethode

A

Deze verandert de toestand een object.

20
Q

Parameters

A

Het mechanisme waarmee constructors en methodes waarden van buiten ontvangen.

21
Q

Return-statement

A

Deze is verantwoordelijk voor het retourneren van een waarde uit een methode.

22
Q

Scope highlighting

A

De gekleurde annotaties in BlueJ die een bereik aanduiden.

23
Q

Sleutelwoord

A

Naam voor woorden die deel uitmaken van de programmeertaal Java.

Voorbeelden zijn public, class,…

24
Q

System.out.println

A

Deze methode print haar argument af op de tekstterminal.

25
Q

Toekenningsstatement

A

Hierin wordt de waarde rechts van het gelijkheidsteken opgeslagen in de variabele die links van het gelijkheidsteken wordt genoemd.