3. Dierenrechten Flashcards

1
Q

Wat zijn de drie grote krenkingen volgens Darwin?

A
  • Kosmologisch: heliocentrisme ipv. geocentrisme (symbolisch en empirisch) -> Copernicus
  • Psychologisch: bewuste ik = oppervlakte fenomeen aangestuurd door onbewuste -> Freud
  • Biologisch: kloof tussen mens en dier is niet zo groot -> Darwin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bespreek: ‘De mens is gewoon een dier onder de dieren.’

A

De mens heeft wel unieke eigenschappen, maar elke diersoort heeft dit. Waarom zou de ene unieker zijn dan de andere?

  • Verlaagt ons tot immoreel niveau.
  • We zijn hen iets verschuldigd. (Cliteur, Shermer): naturalistische drogreden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een naturalistische drogreden?

A

= wanneer je waarden tracht te identificeren met/reduceren tot feiten. (Moore)
Moraal-filosofische discussie tov. wetenschappelijke theorie.
Er moet een scheiding zijn tussen feit en waarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom krijgen dieren geen rechten?

A
  • Ontbreken cruciale kenmerken.
  • Geen verantwoording nodig om dieren geen rechten te geven: vb. traditie = speciësisme (discriminatie gebaseerd op vooroordelen over de soort waar het organisme toe behoort)
  • Volgens Bentham: alleen lijden doet ertoe!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kunnen dieren lijden?

A

Volgens Bentham: uiteraard, dus rekening houden met welzijn (≠ rechten)
Volgens Descartes: dieren = machines zonder geest, verstand, bewustzijn (geen lijden)
Minder radicale denkers: onderscheid tussen pijn en lijden -> dieren hebben pijn, maar lijden niet (onnodig pijn is ook moreel verwerpelijk!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is the problem of other minds?

A
  • Hoe weet ik wat andere wezens denken of ervaren? Enkel inschatten.
  • Hoe weet ik of ze mentale toestanden hebben? Nooit zeker (zie zombies).
    ! Tegenargument: analogie tussen eigen eigen geest en die van anderen (RE met fylogenetische afstand).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het utilitarisme?

A

= Morele waarde handeling wordt bepaald door de som van geluk van alle mensen beïnvloed door handeling. (kosten-batenanalyse)

  • Tegenargument 1: moeilijk te kwantificeren
  • Tegenargument 2: geen onvervreemdbare rechten of absoluut kwaad
  • Problemen (Singer): hoe meten, resultaten op voorhand onbekend, fundamenteel onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Formuleer Kants morele wet als imperatief.

A

= kantianisme of deontologie
Hypothetische imperatief: in bepaalde omstandigheden.
Imperatieve omstandigheden: universele wet en personen als doel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen de morele overtuiging van Kant en die van Regan?

A

Volgens Kant hebben enkel mensen een absolute waarde. Hij was speciëst: taal en redenering zijn noodzakelijk om na te kijken of motieven overeenkomen met morele wet. (intellectualistische ethiek)
Volgens Regan geldt dit zowel voor mensen, als voor dieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is Regan zijn visie?

A

= absolutisme (dieren als doelen)
Dieren zijn subjects of life met een inherente waarde:
- Onafhankelijk van waardering anderen
- Onafhankelijk van nut voor anderen
- Kan je niet verwerven of verliezen
- Niet intrinsieke waarde
Geen naturalistische drogreden volgens Regan, wel een theoretisch postulaat!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly