3. Interactie tussen objecten Flashcards
!
De logische operator niet:
Deze geeft waar terug als het argument onwaar is en omgekeerd.
&&
De logische operator en:
Deze geeft waar terug als beide argumenten waar zijn en anders geeft deze onwaar terug.
||
De logische operator of:
Deze geeft waar terug als één van beide argumenten waar is en anders geeft deze onwaar terug.
Aaneenschakelen van strings
Het combineren van strings met behulp van de operator +.
Abstractie
De mogelijkheid om details van onderdelen te negeren om de aandacht te richten op een probleem op een hoger niveau.
Afbreekpunt
Markering van een regel die ervoor zorgt dat de debugger de uitvoering van het programma pauzeert als deze regel bereikt wordt.
Debugger
Een programma waarmee programmeurs een toepassing stap voor stap kunnen uitvoeren om zo programmeerfouten op te sporen.
Externe methodeaanroep
Statement waarin een methode van een ander object wordt aangeroepen met behulp van de puntnotatie.
Interne methodeaanroep
Statement in een methode waarin een methode van hetzelfde object wordt aangeroepen.
Klassendiagram
Een statisch beeld van een programma dat een overzicht geeft van de klassen van een toepassing en hun onderlinge relaties.
Logische operator
Deze gebruikt booleaanse waarden als argument en produceert een nieuwe booleaanse waarde als resultaat.
Methodeaanroep
Statement dat bestaat uit de naam van een methode gevolgd door een (eventueel lege) parameterlijst.
Modularisatie
Het proces waarmee iets in goed gedefinieerde delen wordt opgesplitst die afzonderlijk kunnen worden uitgewerkt en op goed gedefinieerde manieren samenwerken.
Modulo-operator %
Deze berekent de rest van een gehele deling.
new
De operator die moet worden gebruikt om een nieuw object aan te maken.