312-p.323 Flashcards
1
Q
het product
A
le produit
2
Q
de maaltijd
A
le repas
3
Q
de boodschappen
A
les courses (f)
4
Q
het verjaardagfeestje
A
le fête d’anniversaire
5
Q
de uitnodiging
A
l’ invation (f)
6
Q
de boodschappenlijst
A
la liste d’achats
7
Q
het recept
A
la recette
8
Q
koken
A
cuisiner
9
Q
boodschappen doen
A
faire des courses
10
Q
fêter
A
feesten
11
Q
klaarmaken
A
préparer
12
Q
jammer
A
dommage
13
Q
het spijt me
A
je suis désolée
14
Q
niets aan te doen
A
rien a faire
15
Q
de slagerij
A
la boucherie
