5.3-5.5 Flashcards
imperium
Een overzees (wereld)rijk
modern imperialisme
Periode 1870-1900, Europese landen veroverden grote delen van Azië en Afrika.
afzetgebied
Gebied waar je producten kan verkopen.
superioriteitsdenken
Gevoel dat je meer waard bent dan een ander. Europeanen dachten in 19e eeuw dat hun beschaving beter was dan die van Afrikanen en Aziaten.
beschavingsoffensief
Poging van blanke Europeanen om inwoners van kolonies de Europese beschaving bij te brengen.
Brits-Indië
Britse kolonie in Zuid-Afrika, bestaande uit India, Pakistan, Bangladesh, Myanmar en Sri Lanka.
expeditie
Ontdekkingsreis of onderzoeksreis naar onbekende gebieden.
Conferentie van Berlijn
bijeenkomst van belangrijkste Europese landen in Berlijn (1884-1885) om Afrika te verdelen.
wedloop om Afrika
Periode van kolonisatie tussen 1880 en WO1 (1914) waarbij Europese landen Afrika onderling verdeelden.
Nederlands-Indië
Nederlandse kolonie in Zuid-Oost Azië (nu Indonesië)
indirect bestuur
manier om een kolonie te besturen waarbij Europese bestuurders boven inlandse vorsten staan.
verdeel-en-heerspolitiek
Manier van besturen waarbij je groepen in een land tegen elkaar opzet om te voorkomen dat ze samen zullen werken.
cultuurstelsel
inlandse boeren op Java moesten verplicht 20% van hun land bebouwen met producten voor Nederlandse regering
ethische politiek
Nederlandse politiek in Nederlands-Indië om positie van inheemse bevolking te verbeteren.
Bestuur Nederlands-Indië
Bestuur Nederlands Indië:
- Gouverneur-generaal, hoofdbestuurder, benoemd door Den Haag.
- 6 gouverneurs + aantal residenten en ambtenaren, ook Nederlands.
- Regenten, kregen orders van nederlandse bestuurders. Waren inheemse bestuuders.
- Districtshoofden, onderdistrictshoofden, desa(dorp)hoofden, boden hulp aan regenten.
- Soesoehoenan was op sommige plekken in Nederlands-Indië de baas, maar moest wel gehoorzamen aan gouverneur-generaal.