7. ruimtemeetkunde Flashcards

1
Q

wat houdt a ∩ e = {B}

A

de rechten a en e zijn snijdend en snijden elkaar in punt B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

twee rechten evenwijdig met een derde rechte zijn:

A

onderling evenwijdig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

wanneer staat een rechte loodrecht op een vlak

A

als en slechts als het loodrecht staat op iedere rechte van dat vlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

want is een loodlijn op een vlak

A

een loodlijn op een vlak is een rechte die loodrecht staat op elke rechte van dat vlak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat houdt α || β en α ∩ β = α = β

A

de vlakken α en β zijn samenvallend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

als twee snijdende rechten van een vlak evenwijdig zijn met een ander vlak dan:

A

zijn de vlakken evenwijdig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de hoek tussen twee kruisende rechten

A

de hoek tussen twee kruisende rechten is gelijk aan de hoek van 2 snijdende rechten die respectievelijk evenwijdig zijn met de gegeven rechten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een loodvlak op een rechte

A

een loodvlak op een rechte is een vlak waarvan elke rechte loodrecht staat op de gegevenrechte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat houdt α || β en α ∩ β = ⌀

A

de vlakken α en β zijn evenwijdig en niet samenvallend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een rechte is evenwijdig met een vlak als:

A

ze evenwijdig is met een rechte van dat vlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe worden punten die tot eenzelfde vlak horen benoemd

A

coplanair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat houdt a || ɑ en a ∩ α = a

A

De rechte a light volledig in het vlak α

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe heten 2 of meer rechten die door eenzelfde punt gaan

A

concurrente rechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat houdt a || α en a ∩ α = ⌀

A

de rechte c is evenwijdig me het vlak α

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de hoek van 2 snijdende rechten

A

De hoek van twee snijdende rechten is de kleinste positieve hoek die de rechten in hun snijpunt vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wanneer zijn 2 rechten loodrecht (snijdend of kruisend)

A

als hun hoek 90 graden is

15
Q

Hoe worden punten die op eenzelfde rechte behoren benoemd

A

collineaire punten

16
Q

De snijlijnen van 2 evenwijdige vlakken met een derde vlak zijn:

A

evenwijdig

17
Q

wat houdt a ∩ c = ⌀ en a en c zijn coplanair

A

de rechten a en c zijn evenwijdig

17
Q

wat houdt a ∩ d = ⌀ en a en d zijn niet coplanair

A

de rechten a en d zijn kruisend

19
Q

Als een vlak één van twee evenwijdige rechten snijdt, dan:

A

snijdt dit vlak ook de andere rechte.

21
Q

α ∩ β = {AD}

A

de vlakken α en β snijden elkaar in de rechte AD

23
Q

Als een rechte evenwijdig is met twee snijdende vlakken dan

A

is de rechte evenwijdig met de snijlijn van die vakken

24
Q

wat houdt a ∩ α = {A}

A

de rechte b snijdt het vlak α in het punt A

25
Q

als twee snijdende rechten van het ene vlak evenwijdig zijn met twee snijdende rechten van het andere vlak dan:

A

zijn de twee vlakken evenwijdig

26
Q

wat houdt a ∩ b in

A

de rechten a en b zijn samenvallend ( a = b)