Recht Flashcards

1
Q

Bestuursrecht

A

Bestuursrecht of administratief recht heeft alles van doen met administrare ofwel besturen.

Bestuursrecht regelt de werkwijzen en de handelswijzen van bestuursorganen in het vervullen van hun bestuurlijke taken in relatie tot natuurlijke personen en rechtspersonen (burgers)

of wel,

juridische regels die bepalen welke rechten de overheid heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Grondslagen bestuursrecht

A
  1. Rechtsstaatsgedachte:
    - Wetmatigheid van bestuur
    - Grondrechten
    - Machtsverdeling (trias politica)
    - Rechterlijke controle
  2. Democratiegedachte:
    - er is een (mede)wetgeving door een gekozen volksvertegenwoordiging
    - deze is gekozen in vrije verkiezingen –> algemeen kiesrecht
    - bestuurders kunnen worden vervangen op basis van verkiezingsuitslagen of wanneer de volksvertegenwoordiging het vertrouwen verliest
    - openbaarheid van bestuur
    - inspraak: voor belanghebbende is er een extra gelegenheid zijn visie mee te laten wegen
    - het besluit moet de belangen van de minderheid zoveel mogelijk ontzien; het moet tot zo min mogelijk onvrijheid en ongelijkheid leiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar vinden we het publiekrecht?

A

In de grondwet, organieke wetten (wetten over hoe het land is ingericht bv. gemeentewetten), andere wetten in formele zin (deze zijn in stand gekomen door de regering en staten generaal), andere wetten in materiële zin (regels die horen tot de lagere regelgevings, gemaakt door minister en kabinet dmv de formele wetten) en beleidsregels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bestuursrecht kan je onderverdelen in:

A
  1. Formeel bestuursrecht:
    Algemene deel Vb. (algemene wet bestuursrecht Awb)
  2. Materiaal bestuursrecht:
    Bijzonder deel. Wetgeving op terreinen als:
    Geestelijk en cultureel levenspeil, Sociaal-economische aangelegenheden, Fysieke leefomgeving, Veiligheid en openbare orde, Intern functioneren van het openbaar bestuur en Gezondheidszorg (!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bestuurlijke gezondheidsrecht voorbeelden

A
Gezondheidswet
Wet BIG
Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg
Wet ziekenhuisvoorzieningen
Wet bijzondere medische verrichtingen
Wet medisch wetenschappelijk onderzoek met mensen
Wet op de orgaandonatie
Embyrowet
Wet foetaal weefsel
Wet ambulancevervoer
Wet afbreking zwangerschap
Geneesmiddelenwet
Opiumwet
Wet op de medische hulpmiddelen
Wet inzake bloedvoorziening
Kernenergiewet
Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal
Wet bevolkingsonderzoek
Wet publieke gezondheid
Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen
Wet verplichte GGZ
Wet zorg en dwang
Penitentiaire Beginselenwet
Beginselenwet TBS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Privaatrecht

A
  • Nat. pers / rechtspersoon vs. nat. per / rechtspersoon
  • nevenschikking
  • Archetype: overeenkomst
  • Partijkeuze
  • Inhoud
  • Handhaving door partijen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bestuursrecht

A
  • Overheid vs burger (np/rp)
  • Onderschikking
  • Archetype: beschikking
  • Inhoud
  • Handhaving door overheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Nevenschikking

A

Geen hiërarchisch verschil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Partijkeuze

A

Je mag zelf kiezen met wie je zaken doet. Maar verzekeraars mogen mensen niet weigeren. En bijvoorbeeld ook bij een arts, moet bijna iedereen toelaten. Hier is dus geen sprake voor volledige partijkeuze.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beschikking

A

Een vorm van een besluit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De bestuursrechtelijke rechtsbetrekkingen (de 3 B’s)

A
  • bestuursorgaan:
    Onder bestuursorgaan wordt verstaan: Een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld of een ander persoon of college met enige opennbaar gezag bekleed. → Artikel 1:1 Awb
    Voorbeeld de burgemeester.
  • belanghebbende:
    Onder belanghebbende wordt verstaan: Degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Ten aanzien van bestuursorganen worden de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachten hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in hun bijzonder behartigen. → Artikel 1:2 Awb
    Degene die een vergunning aanvraagt of juist iemand die last van die vergunning zou hebben. Of verschillende bedrijven die een aanvraag doen die belangrijk zijn voor hun bedrijf.
  • besluit
    Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, over een publiekrechtelijke rechtshandeling. → Zie artikel 1:3 Awb, lid 1.
    Dus een mondeling beslissing is dus geen besluit volgens de Awb. Rechtshandeling is een handeling die gericht is op een rechtsgevolg, maar moet wel een publieke rechtshandeling.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De vier vormen van besluit

A
  • Algemeen verbindend voorschrift (AVV)
  • Besluit voor algemene strekking (BAS)
  • Beleidsregel
  • Beschikking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Algemeen verbindend voorschrift (AVV)

A

Een wet in materiële zin. Een naar buiten werkende, voor de daarbij betrokkenen bindende (algemene) regel, uitgegaan van het openbaar gezag dat de bevoegdheid daartoe ontleent aan de wet.

Niet specifiek voor 1 persoon, maar voor iedereen in het algemeen, als een soort wet voor de gemeente.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Besluit van algemene strekking (BAS)

A

Een beslissing die niet is gericht op een individu of een concreet geval, maar gevolgen heeft voor een groep gevallen.
Voorbeelden: Een verordening of een bestemmingsplan (inrichting van een bepaald gebied).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beleidsregel

A

Een bij besluit vastgestelde algemene regel, geen AVV, die voorkomt bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan. Kan een middel zijn om ambtenaren allemaal dezelfde regels werken, het werkt dus intern in een organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Beschikking

A

Onder beschikking wordt verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is (gericht op een concrete situatie), met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen. Het is gericht op 1 natuurlijk persoon of rechtspersoon of gesloten groep van personen en wordt gecontroleerd door bestuursorgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Perceel

A

Een perceel is een stuk grond waarvoor één rechtsorde geldt, dat wil zeggen dezelfde eigenaar en hetzelfde eigendomsrecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Verschil AVV en beleidsregel

A

Een beleidsregel is dus een besluit dat feitelijk intern in de organisatie werkt. Een AVV is bijvoorbeeld een algemene plaatselijke verordening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Soorten beschikkingen

A

Begunstigend ⇔ Belastend
Beguntigende beschikking: Er ontstaan rechten voor de geadresseerde.
Belastende beschikking: Er ontstaan verplichtingen voor de geadresseerde.

Gebonden ⇔ Vrije beschikkingen
Gebonden beschikking: Als het bevoegde bestuursorgaan geen enkele ruimte heeft om een eigen beleid te ontwikkelen of te hanteren omdat een wet precies voorschrijft in welke gevallen en onder welke voorwaarden hoe een beschikking moet worden verleend.
Vrije beschikking: Ontbreking van een wettelijke regel voor het nemen van de beschikking en heeft het bevoegde bestuursorgaan de ruimte om een eigen beleid te ontwikkelen of te hanteren. Deze speelruimte die het bestuursorgaan heeft wordt discretionaire bevoegdheid genoemd. (Bv. een minister heeft ruimte om een oordeel te geven)

Aflopend ⇔ Duurzaam
Heeft de beschikkingen een einddatum?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Attributie

A

De wetgever schept een (nieuwe, ‘originaire’) bestuursbevoegdheid en - kent die toe aan een bestuursorgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Delegatie

A

Onder delegatie wordt verstaan, het overdragen door een bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent. Dit moet door de wet zijn mogelijk gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Mandaat

A

Onder mandaat wordt verstaan de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Mandaat vs delegatie

A

Delegatie geschiedt niet aan ondergeschikten. Een mandaat wordt juist wel aan een ondergeschikte gegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Algemene beginselen van behoorlijk bestuur: (ABBB’s)

A

fatsoensregels

Regels die voor een deel in de wetten te vinden zijn en deel niet. Het zijn in principe fatsoensregels. En bepalen op welke manier een bestuursorgaan omgaat met de burger. Je beroep doen om bepaalde beginselen! Beschikking kan ook ongevraagd komen, in de vorm van een boete. Een beschikking is dus een vorm van een besluit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

ABBB’s hebben betrekking op drie belangrijke onderdelen van het besluit.

A
  1. Voorbereiding van het besluit:
    Formeel ABBB: (Wijze van besluitvorming) ⇒ Beginsel van zorgvuldige voorbereiding. Het bestuursorgaan de nodige kennis moet vergaren om het besluit te kunnen nemen.
    Materieel ABBB: (Inhoud van de besluitvorming) ⇒ Zorgvuldigheidsbeginsel. Kijken naar alle belangende!
  2. Besluitvorming:
    Formeel: Beginsel van hoorplicht en onpartijdigheidsbeginsel.
  3. Argumentatie van het besluit:
    Formeel: Motiveringsbeginsel. (Hoe is het bestuursorgaan tot het besluit gekomen).
    Materieel: Verbod op détournement de pouvoir (Het bestuursorgaan gebruikt de bevoegdheid tot het nemen van een besluit iet voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend). En ook de rechtszekerheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel, gelijkheidsbeginsel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Discretionaire bevoegdheid

A

de bevoegdheid van een bestuursorgaan die in meer of mindere mate de vrijheid toekent om in concrete gevallen naar eigen inzicht een besluit te nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Vrije beschikking

A

Ontbreking van een wettelijke regel voor het nemen van de beschikking en heeft het bevoegde bestuursorgaan de ruimte om een eigen beleid te ontwikkelen of te hanteren. Deze speelruimte die het bestuursorgaan heeft wordt discretionaire bevoegdheid genoemd. (Bv. een minister heeft ruimte om een oordeel te geven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Gebonden beschikking

A

Als het bevoegde bestuursorgaan geen enkele ruimte heeft om een eigen beleid te ontwikkelen of te hanteren omdat een wet precies voorschrijft in welke gevallen en onder welke voorwaarden hoe een beschikking moet worden verleend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Doel sociale zekerheid

A
  • Compenseren financiële problemen wegen inkomensverlies (onderdeel arbeidsongeschiktheid en werkloosheid: weduwschap, zorg voor kinderen).
  • Deelname aan de maatschappij mogelijk maken in geval ziekte, gebrek of aandoening dit bemoeilijken (denk aan WMO 2015, Participatiewet).
  • Zorg financieel bereikbaar houden (WLZ, Zorgverzekeringswet) ongeacht iemand financiële vermogens.
  • Zorg bieden als het echt niet meer anders kan (WLZ).
  • Zorg voor ‘de oude dag’: AOW en verplicht werknemerspensioen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Soorten sociale zekerheid

A
  • Ziektekostenverzekeringen (Zorgverzekeringswet en WLZ).
  • Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (WAO, WIA, ZW).
  • Werkloosheidsregelingen (WW).
  • Ouderdom (AOW).
  • Ondersteuning deelname aan de maatschappij (WMO 2015, Participatiewet (Sociaal minimum).
  • Ondersteuning weduwen/weduwnaren: (de Algemene nabestaandenwet).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Karakter sociale zekerheid

A

Dwingende regeling van staatswege

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Volksverzekering

A

Je bent verzekerd van staatswege: Wlz, AOW, Anw. Wajong, WMO en ZW.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Werknemersverzekeringen

A

Als werknemer in de zin van het recht verzekerd, wegens ziekte: WIA, WAO.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Sociale zekerheid: Privaatrechtelijk

A
  • De Zorgverzekeringswet: Basispakket.

- Boek 7 BW: Arbeidsrecht: loondoorbetaling 2 jaar door werkgever. Geschilbeslechting door burgerlijke rechten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Sociale zekerheid: Bestuursrechtelijk

A

Wlz, WMO 2015, WAO, WIA, ZW: geschilbeslechting door bestuursrechter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Spanningsveld (sociale zekerheid)

A
  • Kosten op sociale zekerheid lopen te hoog op ⇒ bezuinigingsrondes.
    (Na de oliecrisis 1973 veel werkloosheid: gemakkelijk ‘gedumpt’ in de WAO.)
  • Misbruik ⇒ Behoefte aan controleerbaarheid.
  • Zelfverantwoordelijkheid ⇒ Afstraffen roekeloosheid en bestrijden onwil/gemakzucht om weer zelf je inkomen te verdienen.
  • Stimuleren tot initiatief ⇒ Als je werk A niet meer kan doen, doe dan hetgeen binnen je mogelijkheden ligt (re-integratie, omscholing).

Al met al behoefte aan objectivering van reden verlies om eigen inkomen te generen, controleerbaarheid (objectieve toets voor reden steun), doelgerichtheid (herstel inkomen/gezondheid) en transparantie (wie heeft in welke omstandigheid waar recht op en wie bepaalt dat).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Toegang afhankelijk van geobjectiveerde normen

A
  • Recht op vergoeding van een geneeskundige behandeling: Basispakket Zvw, Wlz.
  • Recht op een voorziening: Wlz, WMO 2015, Jeugdwet.
  • Recht op doorbetaling zieke werknemer: Art. 7:629 BW.
  • Recht op een uitkering: WAO, WIA, ZVW.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Situatieve arbeidsongeschiktheid

A

Is ongeschiktheid om met negatieve situaties in het werk om te kunnen gaan, met als gevolg dat men zich daardoor niet in staat voelt om te werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Criteria toegang tot uitkering/ondersteuning

A
  • Ongeschikt dus vanwege ziekte, zwangerschap of bevalling.
  • Genezing: Bedoeld is meewerken aan herstel functionaliteit voor diens werk.
  • Beroep op solidariteit dus geen valse informatie verstrekken. Ofwel fraude, misbruik en roekeloosheid afstraffen.
  • Door te kijken wat je wel nog kan doen ofwel passende arbeid en deze dan ook te verrichten. Belastbaarheidseisen ⇔ passende arbeid: Het gaat niet om een begrip ‘ziekte’ maar om de functionaliteit van een persoon in relatie met zijn werk.
  • Plan van aanpak: De route om de functionaliteit voor diens werk te herstellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UVW)

A

Wij zorgen voor een deskundige en efficiënte uitvoering van de werknemersverzekeringen, zoals de WW, WIA, WAO, WAZ, Wazo en Ziektewet.

41
Q

Functionele Mogelijkhedenlijst (FML)

A

De functionele mogelijkhedenlijst is een hulpmiddel voor de verzekeringsarts van het UWV om de belastbaarheid en/of de beperkingen van een verzekerde werknemer in kaart te brengen. De FML is een methodiek behorend bij het CBBS, het Claimbeoordelings en Borgingssysteem van het UWV.

42
Q

De Centrale Raad van Beroep (CRvB)

A

De hoogste rechterlijke macht in Nederland in een deel van de bestuursrechtelijke geschillen en spreekt recht in een deel van de zaken waarop de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is.

43
Q

Wajong

A

Wajong is voor mensen die voor hun 18e of tijdens een studie een ziekte of handicap hebben. Door deze ziekte of handicap kunnen zij nooit meer werken. Zij hebben recht op Wajong als ze aan de voorwaarden voldoen.

44
Q

Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO)

A

Regelt de rechten en plichten van de patiënt.

45
Q

Patientenrechten

A

Rechten van de patiënt in zijn relatie tot zijn hulpverlener.
WGBO en op deelgebieden in meer specifieke wetgeving (WOD, Embryowet, WMOM).

Rechten van de patiënt met betrekking tot de hulpverlening als geheel.
Hier gaat het om gelijke en ongehinderde toegang tot de zorg en eventueel een vrije keuze van hulpverlener. In feite in WMO, WLZ, Zvw en Jeugdwet.

46
Q

Patientenrechten WGBO

A

Grondrechten in het geding:
Art. 1 Gw. Gelijke toegang tot de zorg.
Art. 10 Gw. Privacy.
De patiënt vertelt zijn arts vaak intieme dingen. Patiënt is daardoor zeer kwetsbaar.
Art. 11 Gw. Lichamelijke integriteit.
Art 22 Gw. Overheid moet zorgen voor goede, toegankelijke gezondheidszorg.

47
Q

4 medisch-ethische principes

A
  1. Beneficence ⇒ wel doen.
  2. Non maleficence ⇒ niet schaden.
  3. Respect/autonomie van de patiënt ⇒ respecteren van de eigen keuzes van de patiënt. (Autonomie van de patiënt).
  4. Rechtvaardigheid ⇒ de patiënt wordt aanziens des persoons naar medisch inzicht behandeld.
48
Q

Paternalisme

A

(Bestwilprinicipe). De arts weet vanwege zijn kennis wat het beste is voor de patiënt → weldoen. De dokter weet wat goed is voor zijn patiënt. De patiënt is bang en legt zijn lot in handen van de arts.

49
Q

Zelfbeschikking

A

Respect voor de patiënt. De patiënt maakt de ultieme keuze, ook als druist dit in tegen de medische indicatie.

50
Q

Zelfbeschikkingsrecht

A

Principe: De mens als mens verdient respect.

Dat betekent:
Hulpverlener vertelt de gezondheidstoestand.
Hulpverlener stelt eventuele behandeling voor.
Patiënt begrijpt informatie, stelt zonodig vragen.
Hulpverlener moet vragen kunnen beantwoorden en/of geeft aan wat zijn twijfel is.

Patiënt beslist op basis van informatie in goed vertrouwen in zijn hulpverlener. Informatieproces is wezenlijk voor het vertrouwen tussen hulpverlener en patiënt en daarmee voor de kwaliteit van zorg!

51
Q

Grenzen zelfbeschikking

A
  • Medische ethiek:
    De patiënt kan niet alles van zijn dokter verlangen. De dokter mag bv. niet gedwongen worden medicijnen voor te schrijven omdat de patiënt dat zo graag wil. Maar ook: vertrouwen!
  • Maatschappij:
    Je kan niet alles verlangen van de maatschappij. Discussie over vergoeding van bepaalde geneeskundige handelingen.
  • Omstreden/paternalisme:
    Dokter heeft het beste voor met zijn patiënt. Paternalisme is voor alles. Bescherm de patiënt tegen onverantwoorde stappen. Norm in de wet: goed hulpverlenerschap.
52
Q

Totstandkoming geneeskundige behandelingsovereenkomst: (Wanneer ben je eigenlijk patiënt):

A

Inschrijving in de huisartsenpraktijk.
Spoedopname in ziekenhuis.
Elke hulpverlener die een patiënt behandelt
Behandeling in ziekenhuis

53
Q

Beëindiging geneeskundige behandelingsovereenkomst

A

Door patiënt mag de GBO altijd beëindigen ⇒ wegens grondrechten (lichamelijke en geestelijke integriteit).

Door hulpverlener slecht beëindigen bij:
- Wegvallen medische noodzaak van de behandeling.
- Gewichtige redenen (Art. 7:460 BW).
Wegvallen vertrouwen (Art. 7:453 BW).
Geweld/agressie door patiënt (agressieve nierdialysepatient).
Continue wanbetaling door patiënt.
Arts niet de juiste arts voor deze behandeling.

54
Q

Belang en karakter van de WGBO

A
  • Dwingend recht: Er mag niet ten nadele van de patiënt worden afgeweken.
  • WGBO weegt mee in het (medische) tuchtrecht.
  • WGBO betreft diverse grondrechten.
  • Gericht op belang van de patiënt.
  • Vaak zwaarwichtige belangen van de patiënt.
55
Q

WGBO en zelfbeschikkingsrecht

A

In de WGBO is zelfbeschikking herkenbaar als:
Recht op volledige informatie.
Informed consent → toestemmingsvereiste alvorens behandeling aanvangt.
Recht op inzage in het patiëntendossier.
De hulpverlener dient te handelen naar beroepsnormen.
Recht op privacy.
Regeling ingeval de patiënt zelf in staat is zijn wil te bepalen.

56
Q

Plichten hulpverlener

A

Informatieverstrekking aan patiënt.
Toestemmingsvereiste: alleen behandelen wanneer patiënt daarvoor toestemming geeft.
Werken volgens beroepsstandaard (7:453 BW).
Dossierplicht.
Beroepsgeheim: eerbiediging privacy patiënt.
Plicht te voldoen aan inzageverzoek patiënt.
Ingeval van onverwijlde spoed en wilsonbekwaamheid van de patiënt. Handelen volgens hulpverlenersstandaard.

57
Q

Plichten patiënt

A

Meewerken aan zijn eigen behandeling (Art. 7:452 BW). Betalen van de vergoeding (‘loon’) aan de hulpverlener. Derhalve gaat het om een wet die het professioneel handelen regelt.

58
Q

WGBO ⇒ Informatierecht

A

Hoe informeren:
Duidelijk zonder jargon. Op begrip niveau patient.

Waarover:
Aard/doel onderzoek of behandeling/verrichtingen die hulpverlener noodzakelijk acht en ontwikkelingen daaromtrent. Te verwachten gevolgen en risico’s voor de gezondheid van de patiënt. Andere methoden van onderzoek of behandeling die volgens regulier medische wetenschappelijk inzicht relevant zijn. De staat van de en de vooruitzichten met betrekkingen tot diens gezondheid voor wat betreft het terrein van het onderzoek of de behandeling.

Welke informatie:
Alleen adequate informatie, d.w.z. informatie die patient in staat stelt tot nemen van weloverwogen beslissing. Zeer zeldzaam of van algemene bekendheid valt erbuiten. Geen encyclopedie uitstorten. In elk geval informatie uit de reguliere geneeskunde.

Achterhouden informatie:
Allen therapeutische exceptie, d.w.z. bij ernstig dreigend nadeel patiënt (zoals gevaar voor automutilatie of zelfmoord), niet enkel omdat het nieuws slecht is. In dat geval eerst collega raadplegen. Info-plicht alsnog uitvoeren als patiënt het aan kan. Of als de patiënt dat uitdrukkelijk verzoekt.

59
Q

WGBO ⇒ Wie geeft toestemming?

A

Tot 12 jaar: Ouders/voogd.
Van 12 tot 16: Kind (doorslaggevend), ouders/voogd (praten mee).
Vanaf 16 jaar: Betrokkene zelf.

60
Q

Wilsonbekwaamheid

A

Als patiënt het gevolg van zijn beslissing niet begrijpt. ‘Niet in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen’ (Art. 7:450 lid 3 en Art. 7:465 lid 2)

61
Q

Informed consent

A

Toestemming + informatie (Art 450 + 448)

62
Q

Restitutiepolis

A

Je krijgt je zorgkosten vergoed van behandelingen en geneesmiddelen zoals vastgesteld in het basispakket.

63
Q

Naturapolis

A

Behandelingen door gecontracteerde zorgaanbieders vergoed, daarbuiten geldt hinderpaalcriterium (ca. 75% toch vergoed).

64
Q

Hanteren van geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS)

A

Alleen de voordeligste middelen worden geheel vergoed.

65
Q

Voorafgaand aan toelating geneesmiddel

A

Eerst medisch-wetenschappelijk onderzoek door farmaceut: toestemming vereist van erkende METC (medisch ethische toetsingscommissie). Toestemming alleen mogelijk indien voldaan aan de eisen van de WMOM (Wet Medischwetenschappelijk Onderzoek met Mensen). Dat betreft: Eenduidige uitkomst en toepassing erkende methodologie van medische wetenschappelijk onderzoek.

Toezichthouder: De CCMO (Centrale Commissie voor Mensgebonden Onderzoek).

66
Q

Taken van Zorginstituut Nederland (ZiN)

A

Beoordeling van nieuwe zorg.
Beoordeling van geneesmiddelen die een risico inhouden voor de betaalbaarheid en houdbaarheid van het zorgstelsel.
Beoordeling van hulpmiddelen
Verduidelijking van het basispakket dmv standpunten
Subsidieregeling voor veelbelovende zorg.
Systematisch doorlichten van het basispakket (zinnige zorg)

67
Q

Zinnige zorg

A

Patiëntgericht, effectief en doelmatig.

68
Q

Samenstelling basispakket

A

ZiN speelt jaarlijks de hoofdrol bij de samenstelling van het basispakket. Maatschappelijke en professionele (belangen)organisaties, alsook medisch-wetenschappelijke overwegingen spelen belangrijke rol. Een geneesmiddel vraagt de maatschappij om solidariteit: immers de behandeling wordt betaald uit de zorgverzekering, waarvoor ieder premie betaalt.

69
Q

Twee categorieën geneesmiddelen

A

Specialistische geneesmiddelen:
Zijn geneesmiddelen die deel uitmaken van de prestatie geneeskundige zorg, zoals omschreven in het Besluit zorgverzekering (Bzv). Ze zijn onderdeel van een behandeling in het ziekenhuis.

Extramurale geneesmiddelen:
Geneesmiddelen die rechtstreeks aan een verzekerde worden geleverd (via de apotheek). Alleen vergoed indien het middel voorkomt in het GVS.

70
Q

Het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS)

A

Generiek medicijn: Soort ‘kopie’ van een merkmedicijn. Patent is verlopen, iedereen mag het namaken. Prijs daalt dan ca. 85%, ca. 70% die wij slikken zijn generiek medicijnen.

Voor sommige medicijnen bijbetalen: ‘De eigen bijdrage’, wanneer er ook een goedkoper medicijn ter beschikking is. Eigen bijdrage is max. 250 euro per jaar. Eigen bijdrage staat los van het jaarlijks eigen risico van 385 euro per jaar.
Evt. ander middel bij de apotheek dan voorgeschreven. Apotheek controleert altijd eerst of het medicijn veilig is voor de desbetreffende patiënt.
Arts wil bepaald medicijn voorschrijven aan bepaalde patiënt: noteert ‘medische noodzaak’ (MN) op het recept. Echter, de apotheker bepaalt of dit echt het enige veilige merk is voor deze patiënt. Anders wordt het niet (geheel) vergoed door de zorgverzekeraar. Toch dit medicijn: dan ‘eigen bijdrage’.

71
Q

2 procedures voor extramurale geneesmiddelen

A
  1. De procedure om op de Nederlandse markt te mogen verschijnen. Dit proces loopt via het college ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG).
  2. De procedure via het ZiN om in aanmerking te komen voor vergoeding uit het basispakket (volgens de regelgeving van de Zorgverzekeringswet).
72
Q

Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG)

A

Onafhankelijke autoriteit:
Beoordeelt de werkzaamheid volgens wetenschappelijke criteria, o.b.v. klinisch onderzoek dat strikt geregeld is door richtlijnen.
Bekijkt de risico’s en kwaliteit van medicijnen, en stelt voorwaarden voor toelating. Controleert de bijsluiter. Reguleert d.m.v handelsvergunning de kwaliteit, werking en veiligheid van een medicijn.
Stimuleert het juiste gebruik door de juiste patiënt.
Samenwerking met patiënten, artsen, apothekers en wetenschappers.
Bepaalt voor elk medicijn of een recept nodig.
Bepaalt waar medicijnen zonder recept verkocht mogen worden.
Informeert apotheken en artsen over geconstateerde onvoorziene bijwerkingen van medicijnen.

73
Q

Specialistische geneesmiddelen

A

Geneeskundige zorg omvat onder meer zorg als medisch specialisten plegen te bieden. Ofwel dat geneesmiddelen onder verantwoordelijkheid van een medisch specialist en binnen de muren van een instelling worden toegepast.
Open systeem van verzekeringsaanspraken: ze maken deel uit van het basispakket wanneer ze voldoen aan de stand van de wetenschap en praktijk.
De wetgever hoeft deze niet eerst expliciet op te nemen in de wet- en regelgeving.

74
Q

Beoordeling specialistische geneesmiddelen

A

ZiN: Enkel specialistische geneesmiddelen, die een risico vormen voor de toegankelijkheid, betaalbaarheid of kwaliteit van het basispakket.
Verzekeraars, behandelaren en apothekers zijn verantwoordelijk voor het gepast gebruik en kosteneffectief inkopen van geneesmiddelen waarvan het Zorginstituut afziet van verdere beoordeling.
In de praktijk beoordeelt Zorginstituut Nederland voornamelijk specialistische geneesmiddelen die door de minister Medische Zorg en Sport in de sluis zijn geplaatst.

75
Q

De ‘risico medicijnen’ ⇒ Bzv (2018): een ‘sluis’

A

Nieuwe (indicaties van) specialistische geneesmiddelen die vanwege een hoog financieel risico tijdelijk uit het basispakket kunnen worden gehouden. Deze maatregel wordt de ‘sluis procedure’ of ‘sluis’ genoemd
Dus: Niet enkel onvoldoende bewijs voor werking, maar ook de kosten kunnen reden zijn het geneesmiddel buiten het basispakket te houden van specialistische geneesmiddelen.

76
Q

De ‘sluis’ ⇒ de ‘Horizonscan geneesmiddelen’.

A

Tijdens de sluis procedure beoordeelt het ZiN de evt. Opname van het geneesmiddel in het basispakket.
Onder meer het gepast gebruik van het geneesmiddel.
Uitkomst: Toelating of geen toelating of tijdelijke toelating of onder voorwaarden.
Registratiehouders (producenten/licentiehouders) krijgen tevens de mogelijkheid om over hun eigen producten info te geven.

77
Q

Scoping

A

Is een voortraject. ZiN kan dit inzetten indien er inhoudelijke vraagpunten zijn over het geneesmiddel binnen de behandeling van de ziekte. Deelname door o.a. De beroepsgroepen, patiëntenverenigingen en zorgverzekeraars, maar niet de registratiehouder.

78
Q

Assessment

A

Wetenschappelijke inhoudelijke beoordeling van het specialistische geneesmiddel, bestaat uit:

Een farmacotherapeutische beoordeling:
Werkt het, ook in verhouding tot bijwerkingen.

Een budgetimpactanalyse (BIA):
Is het ‘daadwerkelijk financierbaar’. Dit dient als besluitvormingsinstrument voor partijen als de NZa, ZiN, Min. VWS, de Federatie van Medische Specialisten (FMS), zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Met als uiteindelijke doel ⇒ de juiste zorg op de juiste plek.

(Evt) een kosteneffectiviteitsanalyse (KEA) (inclusief de ziektelast berekening):
Verhouding tussen extra kosten en effecten van de behandeling met een geneesmiddel, t.o.v. de kosten en effecten van huidige behandeling: de kosteneffectiviteit. Ofwel ⇒ is het geneesmiddel het geld waard.

E.e.a. Resulteert in het farmacotherapeutisch rapport (Werk het medisch gezien?) en het farmaco-economisch rapport (hierin is berekend hoeveel kosten een behandeling met een nieuwe geneesmiddel met zich meebrengt in relatie tot hoeveel gezondheidswinst deze behandeling oplevert).

79
Q

Wetenschappelijke waarde

A

Een specialistisch geneesmiddel dat geen bewezen meerwaarde of gelijke waarde heeft of waarbij het beschikbare wetenschappelijke bewijs niet toereikend is om conclusies te trekken over de waarde, voldoet niet aan de stand van de wetenschap en praktijk. Dit geneesmiddel is dan geen te verzekeren zorg.
Het Zorginstituut brengt in dit geval een negatief standpunt uit.
Veel alternatieve geneesmiddelen vallen daarom buiten het basispakket.

80
Q

Appraisal

A

De appraisal is een maatschappelijke weging en integrale beoordeling van de vier pakketcriteria:

  1. Effectiviteit
  2. Kosteneffectiviteit
  3. Noodzakelijkheid
  4. Uitvoerbaarheid
81
Q

Wetgeving en openbare gezondheid

voorbeelden

A

Arbeidswet (1889)
Woningwet van 1901 (eisen aan nieuwbouwwoningen).
Warenwet van 1919 (eisen aan bereiden van voedingsmiddelen).
Kinderwet van Houten 1901 (geen kinderarbeid).
Ongevallenwet (1901)
Mijnwet (1902)
Veiligheidswet (1905)
Steenhouwerswet (1911)
Invaliditeitswet (1919)
Ziektewet (1929)
Hinderwet (1952, opvolger van wet uit 1875, nu wet Milieubeheer)

82
Q

Charitatieve organisaties en openbare zorg:

A

Particuliere initiatieven als oprichting kruisorganisaties (witte kruis, groene kruis, etc). In 1957 ⇒ 57% lid. Ziekenhuizen vooral vanuit particuliere hoek ontwikkeld als organisaties zonder winstoogmerk. Ook verzuiling (‘christelijk ziekenhuis’, o.a. nog steeds Ikazia ziekenhuis in Rotterdam).

83
Q

Witte kruis

A

Opgericht door J. Penn in 1875.
Doel: Bevolking Noord Holland deskundige en verantwoorde verpleegkundige hulp bieden, verpleegartikelen uitlenen, voorlichting geven en plaatselijke overheden aanzetten tot actie.

84
Q

historie openbare gezondheidszorg

A

Epidemie.
Verheffing arbeidersstand na vreselijk woon- en werkomstandigheden.
Charitatieve (particuliere) initiatieven,
Medische-wetenschappelijke kennistoename,
Politieke strijd socialisme en liberalisme (wel of geen overheidsbemoeienis, duurt tot op heden voort)

85
Q

Moderne openbare gezondheidszorg

A

Aids-epidemie: Risicobeheersing en culturele betekenis van ziekten ter voorkoming van stigmatisering.
Andere volksziekten meer in beeld, zoals hartziekten, vetzucht, alcoholisme, drugsverslaving, stress, leefstijl (slaaptekort).
Corona (2020)

86
Q

DALY’s

A

(Disability Adjusted Life Years)
Samengestelde maat voor gezondheidsverlies opgebouwd uit twee componenten:
1. De jaren verloren door vroegtijdige sterfte (verloren levensjaren).
2. De jaren geleefd met ziekte, rekening houden met de ernst van de ziekte.

87
Q

QALY’s

A

Kwaliteit van dat levensjaar, uitgedrukt in een getal tussen 0 (dood) en 1 (volledig gezond). Door een levensjaar te vermenigvuldigen met dit getal wordt een ‘voor kwaliteit gecorrigeerd levensjaar’, ofwel QALY, berekend.

88
Q

Openbare gezondheidszorg

A

Bevat die delen van de gezondheidszorg en het openbaar bestuur die zich doelbewust richten op de ziektepreventie en de bescherming en bevordering van de volksgezondheid.

89
Q

Determinanten openbare gezondheidszorg

A

Biologische determinanten:
Erfelijke en verworven eigenschappen zoals geslacht en huidskleur.

Fysieke omgevingsdeterminanten:
Zoals lucht, water, bodem, geluid, geur etc. in de woon- en werkomgeving ofwel leefmilieu. Hiervoor bestaat aandacht in de milieuwetgeving, zoals de wet milieubeheer, waarin regels staan omtrent het behouden van de kwaliteit van het milieu.

Sociale omgevingsdeterminanten:
Zoals de invloed van familie, arbeidsomstandigheden en andere groepsverbanden. Deze factor is voor wat betreft arbeidsomstandigheden uitgewerkt in de Arbowet met eisen die aan de werkomgeving gesteld worden.

Leefstijl determinanten:
Zoals roken, voeding, beweging, alcoholgebruik etc. Hieronder valt bijvoorbeeld de Tabakswet en de Warenwet (voeding).

Gezondheidsdeterminanten:
Waaronder ziektepreventie, genezing, rehabilitatie en verzorging. Dit is het wellicht meest herkenbare deel met wetten als de Infectieziektewet en de wet Bevolkingsonderzoek.

90
Q

kenmerken van openbare gezondheid

A
  1. Directe bemoeienis door de overheid:
    - Gemeenten: Zorgmijders bereiken (bv. verslaafden).
    - Rijksoverheid: Vaccinatieprogramma’s, voorlichting/preventiecampagnes en bevolkingsonderzoek.
  2. Populatiegericht:
    Gericht op de bevolking als geheel of bepaalde omschreven groepen uit de bevolking. De zorg wordt niet verleend vanwege een individuele vraag daarnaar.
  3. Permanent karakter:
    De zorg wordt meestal continu of met tussenfasen geleverd, zoals bijvoorbeeld jeugdgezondheidszorg en bevolkingsonderzoek.

4.Programmatisch:
De zorg wordt planmatig en doelgericht verleend en deze wordt geëvalueerd en mede bezien vanuit kosteneffectiviteitsanalyses.

  1. Collectieve gezondheidsproblemen:
    Openbare gezondheidszorg richt zich op breed onder de onder bevolking voorkomende gezondheidsproblemen, zoals bijvoorbeeld borstkanker en diabetes.
91
Q

Domeinen van de openbare gezondheid

A

Collectieve preventie:
Infectieziektebestrijding, jeugdgezondheidszorg, gezondheidsbevordering en bevolkingsonderzoek.

Zorg voor specifieke groepen, in combinatie met een vangnetfunctie:
Verslaafden, dak- en thuislozen, asielzoekers en illegalen.

Verdeling van voorzieningen en aanspraken:
Sociaal-medische advisering, voorzieningen gehandicapten en integrale indicatiestelling.

92
Q

Preventiewetten gezondheid

A
Wet Publieke Gezondheid (WPG)
Jeugdwet (JW)
Wet Bevolkingsonderzoek (WBO)
Warenwet
Tabakswet
Drank- en horecawet.
93
Q

Wet Preventieve Zorg (WPG)

A

Dit is de centrale wet preventie zorg voor:

  • Collectieve preventie (leefstijl etc).
  • Infectieziektebestrijding.
  • Jeugdgezondheidszorg (o.a. Rijksvaccinatieprogramma)
  • Bestrijding pandemie en epidemie.
  • Centrale taak weggelegd voor gemeenten (o.a. via de GGD)
94
Q

WPG: soorten zorg

A
  1. Publieke gezondheidszorg:
    De gezondheidsbeschermende en gezondheidsbevorderende maatregelen voor de bevolking of specifieke groepen daaruit, waaronder begrepen het voorkomen en het vroegtijdig opsporen van ziekten.
  2. Jeugdgezondheidszorg:
    De publieke gezondheidszorg, waarbij een landelijk preventief gezondheidszorg pakket actief wordt aangeboden aan alle jeugdigen tot 18 jaar.
  3. Ouderengezondheidszorg:
    De publieke gezondheidszorg ten behoeve van personen boven de vijfenzestig jaar
95
Q

RIVM: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.

A

Kerntaak van het RIVM is het verrichten van onderzoek en het wereldwijd verzamelen van kennis. Dit voor beleidsondersteuning voor de overheid.

Taken:
Onderzoek
Beleidsondersteuning
Nationale coördinatie
Interventieprogramma’s
Informatie aan professionals en burgers
Ondersteuning van inspecties
96
Q

Wet bevolkingsonderzoek

A

Preventie en vroegtijdige opsporing van bepaalde ziekten en risico-indicatoren.
Bv. borstkanker-screening 800.00 vrouwen per jaar.
Bevolkingsonderzoek (Art. 1 WBO):
Geneeskundig onderzoek met het oog op gezondheid bevolking als geheel en onderzochten in het bijzonder. Het is tevens medisch wetenschappelijk onderzoek dat buiten de WMOM valt.

97
Q

Belangrijke discussiepunten van publieke gezondheidszorg

A
  • Paternalisme: De zorg wordt namelijk ongevraagd geleverd.
  • Lichamelijke integriteit: Kunnen wij mensen aandringen of zelf verplichten om te vaccineren?
  • De kosten.
98
Q

Waar staat formeel bestuursrecht?

A

In de Awb (algemene wet bestuur)