week 1: Vraag en aanbod (refresher) Flashcards

1
Q

Wat is een markt?

A

de plaats waar een bepaald goed of dienst op een bepaald moment wordt uitgewisseld. bv: Ierse markt voor kappers 2010-2015.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg de twee elementen van het vraag en aanbod model uit.

A
  • de vraag wordt gedefinieerd als de gecombineerde hoeveelheid van een goed dat de consument bereid is te kopen.
  • Het aanbod is de totale hoeveelheid van een goed dat productenten in een markt bereid zijn te kopen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het vraag en aanbodmodel is gebasseerd op 4 belangrijke veronderstellingen. Namelijk?

A
  • We richten ons alleen op vraag en aanbod in een interne markt. (de overloopeffecten met andere markten worden genegeerd)
  • alle goederen die op de markt worden gekocht verkocht zijn identiek (homogeen):( consument is net zo blij met een eenheid van een goed als elke andere eenheid & grondstoffen geven deze veronderstelling het beste weer)
  • alle goederen op de markt worden voor dezelfde prijs verkocht en iedereen heeft dezelfde info.
  • er zijn veel kopers en verkopers op de markt (geen enkele producent of consument heeft effect)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

factoren die vraag beinvloeden.

A
  • prijs
  • aantal consumenten
  • inkomsten/vermogen van de consument
  • smaak van de consument
  • prijzen van andere goederen:
  • een vervanger
  • een supplement
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

inferieure goederen en normale goederen

A
  • goederen die in de vraag afnemen wanneer het inkomen van de consument stijgt.
  • goederen waarvan de vraag stijgt wanner het inkomen van de consument stijgt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vraagcurve

A

de verhouding tussen de hoeveelheid van een goed die de consument vraagt en de prijs van het goed, waarbij alle andere factoren constant blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

inverse vraagcurve

A

een vraagcurve in de vorm van prijs als functie van de gevraagde hoeveelheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

demand choke price

A

de prijs waarvoor geen enkele consument bereid is een goed te kopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer bepaalde (niet-prijs) factoren veranderen die de vraag beinvloeden, kan de vraagcurve verschuiven. Wat betekent dit?

A

dat de consument meer/minder van het product zal willen kopen tegen een bepaalde prijs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat illustreert een beweging langs de vraagcurve?

A

een verandering in de gevraagde hoeveelheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de prijs wordt anders behandeld dan de andere factoren die de vraag beinvloeden. wat zijn de redenen hiervoor?

A
  • de prijs is meestal de belangrijkste factor die de vraag beinvloedt.
  • meestal kunnen de prijzen gemakkelijk en vaak worden gewijzigd. Wanneer de markten veranderingen of schokken ondergaan zijn prijsschommelingen dan ook vaak een gemeenschappelijk antwoord daarop.
  • van alle factoren die van invloed zijn op de vraag is de prijs de enige factor die een directe invloed heeft op de hoeveelheid goederen die producenten bereid en instaat zijn te leveren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het aanbod

A

de totale hoeveelheid van een goed dat alle producenten in een markt bereid en in staat zijn te verkopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

factoren die aanbod beinvloeden

A

prijs
productiekosten van de leveranciers
het aantal leveranciers
de externe opties van de verkoper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly