Hoofdstuk 5 - Mechanisms of Motivation and Emotion Flashcards
Motivation
Motivatie:
De gehele constellatie aan factoren, soms binnen het organisme en soms erbuiten, dat veroorzaakt dat een individu zich gedraagt op een bepaalde manier op een bepaalde tijd
Motivational state / drive
Motivationele toestanden / drive:
Een interne conditie die een individu oriënteert op een specifieke categorie doelen en die in de loop van de tijd op een omkeerbare manier kan veranderen (de drive kan toenemen en vervolgens afnemen)
Homeostasis
Homeostase:
De standvastigheid van interne omstandigheden die het lichaam actief moet handhaven
Regulatory drive
Regulerende drive:
Een drive die helpt homeostase te behouden, zoals honger
Nonregulatory drive
Niet-regulerende drive:
Een drive die een ander doel dient, zoals seks
Central-state theory of drives
Centrale toestand theorie van drives:
Verschillende drives corresponderen met neurale activiteit in verschillendsets van neuronen in de hersenen
Central drive system
Centraal drive systeem:
Een set aan neuronen waarin activiteit een drive vormt
Medial forebrain bundle
Mediale voorhersenen bundel:
Een traktaat in de hersenen waarvoor het hardst en het langst gewerkt zal worden om te stimuleren
Nucleus accumbens
Nucleus accumbens:
Een nucleus (centrum van neurale cel lichamen) in de basale ganglia dat een cruciaal deel is van het beloningsmechanisme van de hersenen
Dopamine
Dopamine:
Neurotransmitter die uitgescheiden wordt door o.a. de mediale voorhersen bundel. Het is, naast vele andere dingen, cruciaal voor de “willen” component van beloning
Endorfine
Endorfine:
Chemicaliën die in het lichaam geproduceerd worden en handelen als morfine in remmen van pijn
Leptin
Leptine:
Een hormoon geproduceerd door vetcellen die handelen in de hersenen om honger te remmen en lichaamsgewicht te reguleren
Sensory-specific satiety
Zintuig specifiek verzadiging:
Het fenomeen waardoor een persoon of dier die verzadigd is op 1 soort eten, nog steeds trek heeft voor ander eten dat een verschillende smaak heeft
REM sleep
REM-slaap:
Het terugkerende stadium in de slaap waarop het EEG lijkt op dat van een wakker persoon, snelle oogbewegingen optreden, de grote spieren van het lichaam het meest ontspannen zijn en echte dromen het meest waarschijnlijk optreden
non-REM sleep
non REM-slaap:
Stadia 2, 3 en 4 van slaap, gekarakteriseerd door het optreden van langzame (delta) golven op de EEG en het gebrek aan snelle oogbewegingen