Aardrijkskunde H4 Flashcards

1
Q

Bewonerskenmerken

A

Grootte van huishoudens, etniciteit, inkomen, gezinsfase en leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Buurtvoorzieningen

A

Ontmoetingsmogelijkeheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Concentratiebeleid

A

Beleid in de ruimtelijke ordening gericht op het concentreren van bebouwing van steden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Creatieve stad

A

Een stad met veel werkgelegenheid in creatieve beroepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Duale arbeidsmarkt

A

De grote kloof tussen vanen voor hoog en voor laagopgeleiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gentrification

A

Opwaardering van een buurt waarbij de bevolking samenstelling verandert, het voorzieningsniveau en de gemiddelde huizenprijs stijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Groeikernen

A

Plaatsen rondom een stad die sinds 1975 stek groeiden door suburbanisatie als gevolg van overheidbeleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Grootstedelijke functies

A

Activiteiten in bedrijvigheid, openbaar bestuur, ,kennis, cultuur, en recreatie waar de bevolking in wijde omtrek gebruik van maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Herstructurering

A

Stedelijk vernieuwingsbeleid vanaf 1990 waarbij wijken opnieuw worden ingericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kenniseconomie

A

Productie veel gericht op toepassing en ontwikkeling van nieuwe technologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Metropool

A

Stedelijk gebied dat niet alleen de kernstad omvat maar ook de voorsteden en het ommeland omvat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noorvleugel

A

Deel van de Randstad bestaande uit de kernsteden Amsterdam en Utrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Objectieve sociale veiligheid

A

De veiligheid afgemeten aan het aantal criminele feiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Publiek-private samenwerking

A

De samenwerking tussen bedrijfsleven en de overheid bij grote bouwprojecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Randstad

A

Stedelijk gebied gevormd door Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht met hun omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Scienceparken

A

Bedrijfsterreinen in de buurt van een universiteit met uitstekende digitale infrastructuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Sectoraal beleid

A

Beleid dat voor een onderwerp of sector van de samenleving wordt vastgesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Sociale cohesie

A

Bereidbaarheid van burgers om actieve rol aan te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Spreidingsbeleid

A

Belijd in de ruimtelijke ordening waarin de bebouwing gespreid wordt over woonkernen

20
Q

Stedelijk netwerk

A

Steden die door middel van infrastructuur en onderlinge relaties met elkaar verbonden zijn

21
Q

Structuurvisie

A

Beleidsdocument voor lange termijn planning

22
Q

Vinex locatie

A

Plaats aangewezen door de overheid om suburbanisatie op te vangen met nieuwbouw aan de rand van een stad

23
Q

Woningskenmerken

A

Ouderdom van de woning, eigendom, woningtype en staat van onderhoud

24
Q

Zuidvleugel

A

Deel van de randstad binnen Zuid-Holland

25
Q

Wat zijn de ligginskenmerken van de randstad?

A

Druk bevaren zee dicht bij grote afzetmarkten twee mainports

26
Q

Wat is de toegevoegde waarde van de randstad?

A

De werkgelegenheid, en verbinding met rest van Europa

27
Q

Hoe ontwikkeld de randstad zich?

A

De bevolking wordt steeds groter dit hangt ook af van de woningbouw en de steden worden steeds meer verbonden

28
Q

Wat is de keerzijde van de metropoolvorming?

A

De ruimtelijke verschillen nemen toe, de groei gaat ten koste van het platteland waar jongeren wegtrekken en er vergrijzing is

29
Q

Wat zijn de gevolgen van bevolkingskrimp?

A

Leegstand van woningen, winkels en bedrijfspanden die moeten sluiten.

30
Q

Welke doelstellingen heeft het ruimtelijk beleid van de Randstad?

A

Sterke duurzame economie met goede bereikbaarheid, voldoende werk en welvaart, veel verschillende en aantrekkelijke woonomgevingen en veiligheid bij klimaatverandering en overstromingen

31
Q

Hoe wordt de concurrentie kracht van de Randstad afgemeten?

A

Productie, economie en veilige en aantrekkelijke woonomgeving

32
Q

Waardoor is er trage besluitvorming?

A

Besluiten worden per sector gemaakt wat zorgt voor conflicten en er zijn heel veel wetten

33
Q

Wat is het verschil tussen spreidingsbeleid en concentratie beleid?

A

Spreidingsbeleid draait om sociale rechtvaardigheid terwijl concentratie beleid draait om economische doelmatigheid

34
Q

Wat zijn de voordelen van de stad?

A

Meer carrièremogelijkheden en een hoger voorzieningsniveau, aantrekkelijke vestigingsplaats door grote afzetmarkt en andere bedrijven

35
Q

Wat zijn agglomeratievoordelen?

A

Soort bedrijvigheid, ondernemerschap, opleidingsniveau, kennisinstituten, infrastructuur, financiële markt, governance, leef en woonklimaat

36
Q

Hoe steunen stadsbesturen de economie?

A

Door scienceparken te bouwen en oude loodsen te verhuren aan experimentele bedrijven

37
Q

Waardoor worden de oude randen van de binnenstad geherstructureerd?

A

De maakindustrie is weggetrokken door concurrentie, bedrijven waren vertrokken door gebrek aan uitbreidingsmogelijkheden, meer treinreizigers en weinig woningruimte

38
Q

Wat is verdichting?

A

Meer hoogbouw

39
Q

Wat is transformatie?

A

Gebied krijgt een nieuwe functie

40
Q

Waardoor stimuleert de herstructurering de stedelijke economie?

A

Omdat stadsdelen beter verbonden zijn en er knooppunten ontstaan waar bedrijven en inwoners zich willen vestigen

41
Q

Hoe zien we de verschillen door de duale arbeidsmarkt?

A

Met een hoog inkomen kan je op veel mooie plekken wonen terwijl er minder keuze is voor lage inkomens

42
Q

Wat is ruimtelijke segratie?

A

Wijken samenhangend met inkomen en etniciteit

43
Q

Wat is een buurprofiel?

A

Beschrijving van woningen, bewoners en woonomgeving

44
Q

Hoe bepaal je de leefbaarheid van een woonomgeving?

A

Door de sociale veiligheid

45
Q

Waar letten stadsbestuurders op bij de openbareruimte?

A

Toegankelijkheid, onderhoud, overzichtelijkheid en toezicht